Biekorf. Jaargang 38
(1932)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Uit den ouden taalschat.Verbrammelen.Verbramen is volgens De Bo: Met bramen ombinden. Men verbraamt jonge boompjes om er b.v. het vee van af te keeren. De verleden tijd is: verbraamde, verbraamd of ook met Westvlaamsche klankverkorting: verbràmde, verbràmd. Van dit woord ontmoeten we een mnl. frequentatiefvorm in de Rekening der Wateringhe van Veurne-Ambacht over het jaar 1418: ‘Een dusent poten ghecocht ende ghepoot anden vorseiden [varschen] dijc ende de vorseide poten verbrammelt jeghen de beesten,...’ (f. 5 v.). Het Mnl. Wdb. vermeldt uit Kiliaan alleenlijk het deelwoord verbraemt, doch in den zin van: Met een ‘brame’ of ‘breme’ (d.i. een boord of rand) versierd, gezegd van kleedingstukken; Lat. fimbriatus. | |
Ousthanscoen - oostwanten.In de Rekening van het O.L. Vrouwhospitaal van Kortrijk over het jaar 1370 staat onder Oogstmaand de volgende uitgave aangeteekend: ‘Item omme 10. paer ousthanscoen, 10 sc.’Ga naar voetnoot(1) Een dergelijke uitgave is ook in de Gasthuisrekeningen van Geeraarsbergen vermeld in de jaren 1558-62: ‘Van hantscoen in den ougst, 13 sc. Betaelt hantschoenen in den ougst om de religieusen, cnapen ende maerten, 23 sc.’ Nevens die omschrijvingen vinden we echter een nieuwe samenstelling: ‘drie paer oostwanten (1561-62)’Ga naar voetnoot(2). De beide samenstellingen zijn in het Mnl. Wdb. onbekend. Die handschoenen voor pikkers en binders zullen wel van die grove pijwanten geweest zijn, gelijk het volk nog soms draagt ten oogste of om netels af te snijden. A.V. |
|