Scarnier = Schernier.
- Jan van Coninxloo, een schilder te Leuven in 1353, was bijgenaamd Scarnier of Schernier. Aldus vinden we hem vermeld: ‘Van Coninxloo alias Scarnier’ in de oorkonden van 't klooster van Jericho te Brussel (1353); ‘Jan Scharnier’ op de feesten van Brugge in 1468; Jean de Royaulme dit Scarnier’ in het Archief van Doornik (1484); ‘Jan van Coninxloo dit Schernier’ (1483) en ‘Jan Schernier’ (1491) in het Archief van Brussel.
Zou die bijnaam Scarnier of Schernier voortkomen van Schaar of Scheer met suffix -ner, -naar en aldus beteekenen: Scheerder, Lakenscheerder? Zooals meulen-er, wagen-er, pelsen-er?
Ofwel komt hij van het Waalsch Eschernier dat beteekent; Schrijnwerker, Meubelmaker?
H.S. (Brussel).
Scarnier-Schernier heeft, meen ik, met Schaar noch Scheer iets te zien. Uit het Mnl. Schare en Scheren is afgeleid Scherer, Sceerdere, waaruit de samenstellingen Lakensceerdere, Droochsceerdere. Een afleiding van Schare met -naar, -ner of-nier is in het Mnl. onbekend (Vgl. Mnl. Wdb. VII, 471 vlg.; 482 vlg.).
Doch Schernier, - anders nog Scernier, Scarnier, Scaernier, Schaernier - is een bekend Middelnederlandsch woord en beteekent: Spotter. Het is afgeleid van het znw. Scheren (Sceren, Scerren, Scaren) = scherts, het schertsen, het maken van grappen en gekheid, ook nog: spot meer of minder goedaardig, scherts ten koste van iemand. Daaruit komt het ww. Scherenen (Sceernen) = spotten, gekken en het ww. Scheren (Scheeren bij Kiliaan) in denzelfden zin: schertsen, den gek steken. (Mnl. Wdb. VII, 477 vlg.). 't Woord leeft nog in het Westvlaamsche paarwoord: Hij kan niet anders dan gekken en scheren (De Bo) en het Ndl. gekscheren. Tot denzelfden stam behoort het Eng. To scorn = spotten, a scorner = een spotter en To jeer in denzelfden zin (Vercoullie, Etym. Wdb.).
Jan Coninxloo zal dus zijn bijnaam Scarnier = Schernier verdiend hebben omdat hij geern gekte en scheerde, gekscheerde, hetzij uit louter genoegen, hetzij bijtende op de kappe van anderen.
A.V.