Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe duikbootoorlogDE duikbooten varen onder water om ongezien hun slachtoffer te naderen en het met meer zekerheid te treffen. De booten kunnen zoowel aan de oppervlakte van de zee als onder water varen. Ze hebben een dubbelen romp, waartusschen het water geperst wordt als ze moeten onderduiken. Terwijl die waterballast opgenomen wordt, draait de schroef voort en helpt het schip onder water duwen, dank aan het hoogteroeder dat voren en achter aan het schip aangebracht is. Boven water wordt het schip voortbewogen door een petroleummotor, en onder water door een electrische motor. Deze booten kunnen maar bepaalden tijd onder water blijven, totdat de accumulatoren uitgeput zijn, die den stroom leveren voor den electrischen motor. In dit geval moet het schip weerom aan de oppervlakte varen met zijn petroleummotor, die terzelvertijd den stroom levert voor het herladen der accumulatoren. Onder den oorlog hadden de Duitschers 360 duikbooten daarvan 184 nooit teruggekomen zijn. Deze bcoten waren onderverdeeld in vijf klassen: a) de U's met een waterverplaatsing van 650 tot 800 ton aan de oppervlakte; hunne snelheid was 17 knoopen boven water en 10 onder water; ze waren bewapend met 16 torpedos van 500 mm., die elk een lading van 200 kilogr. springstof hadden; b) de UB's, werden vooral gebruikt op de Vlaamsche kust; ze hadden een waterverplaatsing van 125 tot 500 ton, aan de oppervlakte vaarden ze 12.5 knoo- | |
[pagina 314]
| |
pen en onder water 7; ze waren bewapend met vier torpedos; c) de UC's konden mijnen uitleggen en torpedos werpen, hadden een waterverplaatsing van 150 tot 400 ton, vaarden 11 knoopen boven water en 6.5 onder water, en waren bewapend met 18 mijnen en 4 torpedos; d) verder bestonden er nog groote mijnleggers, die een waterverplaatsing hadden van 750 ton; hun snelheid was 9.5 knoopen aan de oppervlakte en 7.5 onder water, ze droegen 36 mijnen maar hadden geen torpedos; e) de grootste duikbooten waren de onderzeekruisers, 1.200 tot 2.000 ton, en 30 torpedosGa naar voetnoot(1). Al deze duikbooten waren bewapend met een of twee stukken geschut van 88 mm. of 150 mm. De U's konden 3 tot 4 weken uitblijven, de onderzeekruisers 3 maanden. Na iedere uitvaart, bleven deze booten gewoonlijk een maand in de haven om nagezien en hersteld te worden. Een der duikbooten, de U.53, is naar Amerika gevaren. Zij vertrok uit Helgoland op 17 September 1916, vaarde rond langs het noorden van Schotland en kwam aan te Long IslandGa naar voetnoot(2) op 7 October om 15 uur en vertrok terug om 17 uur 30. 's Anderendaags verzonk ze zeven handelschepen in het bijzijn van 16 Amerikaansche torpedobooten. Op 28 October kwam zij terug te Helgoland na 7.550 mijlen afgelegd te hebben; ze had enkel twee uren en half in Amerika aangelegd en had er niets ingenomen. Bij het vertrek had het schip een dubbelen voorraad brandstof ingedaan, waardoor het 40 cm. dieper te water lag. Gedurende zekere uren van den dag waren ze, dank zij hunne draadlooze telegraphie, in verbinding met Duitschland: zoo wist men iederen dag te Berlijn | |
[pagina 315]
| |
welke duikbooten vergaan waren. Ondereen waren de duikbooten die in dezelfde omgeving kruisten, in verbinding door seinklokken. Duitschland, dat door de Engelsche vloot afgesneden was van de overzeesche landen, waaruit het dus niets meer ontving, wilde hetzelfde doen met zijn vijanden. Het was daarom dat het zijn duikbooten tegen de handelsschepen uitzond. Het gevaar voor de verbondene landen was vooral groot, toen de Duitschers op 1 Februari 1917 den onbeperkten duikbootoorlog verklaarden voor bijna geheel de Noordzee, den Atlantischen Oceaan, de Middelandsche zee en de Zwarte zee. Al de schepen van gelijk welk land die zij daar aantroffen, werden zonder meedoogen vernield. Engeland en Frankrijk waren er toen slecht aan toe, daar er bijna geene schepen met levensmiddelen konden toekomen De handelsschepen werden bewapend, ofwel ze vaarden in groep onder dekking van oorlogsschepen. Een doeltreffend strijdmiddel was het in dienst stellen der zoogen. mysterieschepen (Q. Ships). Dit waren gewone handelsschepen, visscherssloepen en zelfs zeilbootjes, die een goed verdokene bewapening kregen; eerst stukken geschut van drie en zes pond; later toen de duikbooten bewapend werden met stukken van 105 mm., kregen de mysterieschepen er nog een of twee snelvurende stukken van 102 mm. bij. Ziehier hoe deze booten te werk gingen: Ze kruisten op de wegen van de koopvaardijschepen, waar de duikbooten altijd werkzaam waren. Van zoohaast een duikboot verscheen en begon te vuren, werd het schip stilgelegd, een deel der bemanning vluchtte in de reddingsbootjes en vaarde weg, om den vijand te doen gelooven dat het schip verlaten was. Deze naderde dan en beschoot verder het schip om het tot zinken te brengen. De andere leden van de bemanning bleven weggedoken bij hunne stukken. Van zoohaast de duikboot dicht genoeg genaderd was, vielen de valsche kajuitwanden en de valsche reddingsbooten open, die | |
[pagina 316]
| |
het geschut verborgen hielden, en het vuur werd op den vijand geopend terwijl de Britsche oorlogsvlag in de mast gehesschen werd. De duikboot werd tot zinken gebracht, ofwel, wat ook al eens gebeurde, niettegenstaande de schade door het geschut veroorzaakt, dook onder water en ontkwam. Een paar voorbeelden van zulke ontmoetingen. Op 30 April 1917 vaarde het zeilbootje Prize (199 ton) bewapend met twee twaalfponders op 49o11' Noorderlengte, het was 20 u. 35, toen een groote duikboot in 't zicht kwam. Het was U.93, 61 meters lang en bewapend met twee stukken van 105 mm. Zij was op den terugweg van haar eerste reis en had elf schepen gekelderd. Ze kwam nader en opende het vuur met hare twee stukken: heel haar bemanning stond dit schouwspel te bezien. Zes man van de Prize verlieten het schip in een reddingsbootje. De duikboot naderde al schieten. De Prize werd tweemaal getroffen onder de waterlinie, de draadlooze telegraphiepost werd vernield alsook de kleine hulpmotor waarmede het schuitje moest varen bij windstilte. De bemanning, waarvan reeds enkele gewond waren, bleef weggestoken en wachtte het sein van den bevelhebber af om het vuur te openen. Deze alleen kon zien wat er gebeurde, de andere zagen niets. De U.93 draaide rond het scheepje en was op 60 meters genaderd; ze kwam langs boord om het scheepje heel en al in stukken te schieten. De bemanning die 20 minuten stil gelegen had onder het vuur van den vijand, mocht nu het vuur openen. De U.93 was te dicht om het bootje aan te varen en zoo naar den diepen te zenden; zij nam de vlucht; haar vorenste kanon werd vernield, de toren werd doorschoten, het derde schot van de Prize deed de duikboot stilvallen, men zag brand schemeren door de romp van het schip; na 36 schoten verdween de U. 93 met de achtersteven eerst. De Prize nam drie Duitschers op die in het water gevallen waren, namelijk de bevelhebber, de stuurman en een stoker. | |
[pagina 317]
| |
Niettegenstaande zijn zware averij geraakte de Prize behouden in de haven terug. De U.93 alhoewel zij heel slecht gesteld was, geraakte ook behouden in Duitschland terug. De Stockforce was een kleine kustdamper bewapend met twee stukken van 102 mm., daarbij nog een zesponder en een drieponder Op den avond van den 13 Juli 1918 werd hij dooreen torpedo getroffen, de voorsteven werd heel en al vernield, het schip zonk stilaan. Een deel der bemanning verliet het schip, de overige leden bleven weggestopt. Vijf minuten daarna kwam de duikboot boven op een halve zeemijl afstand. Zij was zeer voorzichtig en sloeg het schip gade gedurende een kwartier. De reddingsbooten roeiden achter het schip weg De duikboot liet zien beetnemen en kwam tot op 300 m. om na te gaan wat ze daar uittrichten. Toen opende de Stockforce het vuur; de toren van de duikboot werd eerst stuk geschoten en daarna heel de boot, die zonk. Twee bewapende wachtschepen trachtten de Stockforce op sleeptouw te nemen, maar ze zonk weldra ook. Het laatste mysterieschip was de Suffolk Coast. Het trad in dienst op 10 November 1918. Het was een stoomschip van 8oo ton en had twee 102 mm. kanons. Op den voor- en den achtersteven waren verdokene kijkbuizen aangebracht om de duikbooten ongezien te bewaken. Een gaanderij was binnen in het schip gemaakt waardoor de bemanning zich onbemerkt kon verplaatsen. Het schip was met hout geladen om altijd vlot te blijven. Het had ook twee torpedobuizen. De laatste oorlog heeft opnieuw de kleine bootjes, tot zelfs de zeilbootjes, onder de oorlogsschepen doen meetellen. Zij hebben de grootste rol gespeeld. De reuzen uit staal en ijzer hebben weinig gelegenheid gehad, met de vijand slaags te gerakenGa naar voetnoot(1). D.S. |
|