Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 296]
| |
Bij de plechtige EeremesseGa naar voetnoot(1)van Eerw. H. Maurits Seys,
Priester, gij die d'hemelgeesten
overtreft in macht en weerde,
gij wiens macht de macht beschaamd maakt
van de vorsten hier op eerde! -
Priestermacht, die wijder strekt, als
wat ons macht hier kan bedieden!
macht met niemand ooit geschapen,
macht, die kan aan God gebieden! -
Priester,
Gij, tot wien den Heiland sprak:
‘gaat!... door Adams schuld verloren,
doopt de volkeren, maakt ze vrij, ge-
louterd, en in God herboren!’
Priester,
Schepsel, gij, dat aan den wijsteenGa naar voetnoot(2),
Jesus, in zijn hemelstralen,
eeuwig groot en eeuwig heilig,
op uw woord doet nederdalen!
Jezus, Godmensch, die daar dagelijks,
't vallen van den mensch indachtig,
optreedt nog als schulduitboeter,
inbermhertig en almachtig! -
't Wonder hebt ge nu verricht, vriend,
waar g' als kind ook, hebt verbleven,
in uw stad hier, in dat heerlijk
Godsgebouw!... en dáár, zoo even.
| |
[pagina 297]
| |
Lieten de klokken hun zinderkracht hooren,
mochten de stemmen hun kerkgebed galmen,
knielde 't volk bij 't orgelgeluid, en
't opgaan van de wierookwalmen!
Wierook, stof van hemelbloei, waar-
in den hemel leeft en meêroert,
wentelen dat ons hoofden tikt, den
geest omgeurt, de zielen meêvoert! -
Priester, die bij 't goddelijk voorrecht,
van uw bovenmenschelijk kunnen,
't Manna-voedsel van de wereld
komt bereiden en komt junnen! -
Gij, die krachtens 't woord: ‘Docete’...
't menschdom, tusschen bank en klippen,
haven doet, en vrijwaart tegen
zinsbedrog en dwaalbegrippen! -
Godsgezant, genadestrocier,
hertvertrooster, zielversterker,
wijsheidspreker, raadverschaffer,
uitgelezen heilbewerker! -
In de loevige leugenlucht, gij
waarheidsbode, lichtverspreider,
liefdekoning, vredestichter,
vaste en trouwe geestgeleider! -
Godgewijde weldaadschenker,
Jesus' zegen liet ge varen
over 't hoofd van die u al, en
immer zoo genegen waren! -
De liefste zegen ging naar heur, die
vroeger, en bij zoet verrukken,
o zoo dikwijls, God zijn naam kwam
zegenend op uw voorhoofd drukken! -
| |
[pagina 298]
| |
Zij de vrouwe, zij die zag heur
dierbaar kind aan God opdragen,
en aan 't kind, dien priester Gods nu,
zelve mocht e kruiske vragen! -
Ingetogen en eerbiedig,
kwam uw hand heur bevend nader,
en dat kruis, dat liefste kruis daar,
Vader, die van uit den hemel,
alles gâslaat, en op heden
God bedankt, voor wat, daar hoog, hij
mocht aanschouwen hier beneden! -
Ei! dat lied, dat lied: Te Deum!
waar 't gemoed, bij 't opwaarts stijgen,
diep erkentelijk, nieuwe gunsten
juichend kan van God verkrijgen! -
Non confundar in oeternum!
Zalige priester, versch gezalfden,
o tot slot, en aldermeest,
vraagt de vriendschap voor den vriend nog,
d'hulpe van... den Heiligen Geest!
Veni Sancte Spiritus!... de
Geest die kwam dat Huis bezielen,
't Kloosterhuis, waarop met vreugd, bij
toedoen Gods, uw oogen vielen! -
Altijd van dien Geest deurdrongen,
laat zijn wijsheid u verlichten,
houdt zijn liefde met zijn blijdschap,
met zijn sterkte voor uw plichten! -
Nu, bij 't kloppend dankgevoelen
van ons sprekend minnend herte,
| |
[pagina 299]
| |
wenscht de mond u 't jubeljaar, dat
schemert in de... verre verte! -
't Jubelen hier, en 't eeuwig-jubelend
samenzijn met God: in coelis!
weerde vriend, ge komt er eens, als
servus bonus et fidelis. -
Nieuwcappelle A. Mervillie. |
|