Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |||||||||||||
De ‘Kerstenspieghel’ van Diederik van Munster.(Vervolg van bl. 144-150). IN den ‘Kerstenspieghel’ eerste uitgaveGa naar voetnoot(1), staan de geboden der H. Kerk in dezer voege opgesomd: ‘Dit sijn die ghebode der heilegher kerken’:
In den druk echter van 1498, en de uitgave z.j. die ik in handen, kreegGa naar voetnoot(2) wordt de opsomming eenigzins gewijzigd, als volgt: | |||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||
De opsomming van de geboden der Kerk, d.i. van de voornaamste onder hare algemeene geboden, is natuurlijk een van die leerstukken geweest, die eerst later in de catechisatie werden opgenomen; en 't is ook goed te begrijpen, dat ze niet immer op dezelfde wijze en onveranderlijk werd opgevat. Heden nog, ten andere, wordt de lijst verschillend opgesteld door de verschillende godgeleerden, en door de eeuwen heen verschilde ze naar tijd en StreekGa naar voetnoot(1). Officieel kwam de Kerk in de zaak nooit tusschenGa naar voetnoot(2), en 't is wel- | |||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||
licht opzettelijk dat de Roomsche Catechismus van 't Concilie (1566) alle opsomming van kant gelaten heeft. Naar het schijnt zou de eerste formule te vinden zijn bij Antoninus van Florentië († 1439) in zijn Summa theologica. In de merkwaardige Studie die hij aan dit vraagstuk wijdde, meent Villien: ‘On ne se trompera pas beaucoup en datant du second tiers du XVe s. le recueil ou catalogue des commandements de l'Eglise’Ga naar voetnoot(1). De formule van onzen ‘Kerstenspieghel’ (1470) mag bijgevolg als een der allereerste en alleroudste beschouwd worden. Dicht op haar volgen: die van den Heremiet Jacobus Philippus van Bergamo (1434-1520)Ga naar voetnoot(2); die van Johan Wolf in de vragenlijst van zijn biechtboekje van 1478 (zie Geffcken verder aangehaald); die van Angelo Carleti of de Anvasio (Summa casuum, Venetië 1486)Ga naar voetnoot(3) en de opsomming van de ‘Livre de Jhésus’ in den Franschen Schapersalmanak: ‘Compost ou Kalendrier des Bergiers’ (1491-92). Met de lijst van Diederik, zijn deze de eenige vijftiendeeuwsche formulen die ons bekend zijnGa naar voetnoot(4). | |||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||
In de 16e eeuw vinden we, wat de Nederlandsche catechese betreft, melding van de kerkgeboden in den Spieghel des kerstenen levens van Thomas van Herenthals (Antw. 1522)Ga naar voetnoot(1), in het Methodus Confessionis, een Latijnsch biechtboek van Claudius Viexmont van Parijs (Antw. 1540), en verder in den Catechismus van P. Canisius (1554) en dien van P. Auger (1567)Ga naar voetnoot(2). | |||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||
Vóór Makeblijde, of beter gezegd vóór zijn onmiddellijken voorganger, P. Franciscus Coster, vinden we de kerkgeboden, in de ons bekende Nederlandsche catechetische werken, zelden of nooit opgesomd. In de catechismussen van SonniusGa naar voetnoot(1), Hessels en LindanusGa naar voetnoot(2) - om maar de bijzonderste voorgangers van Coster en Makeblijde te noemen - komt het leerpunt in geener wijze voorGa naar voetnoot(3). En toch behoorden heel zeker de kerkelijke geboden tot de Nederlandsche CatecheseGa naar voetnoot(4), reeds vanaf de eerste helft der 16e eeuw. We kennen immers een verordening van Karel V die bepaalt, dat ‘de arme kinderen sullen op sondaghen en heylighe daghen leeren heuren Pater Noster, heur Gheloove, ende de gheboden van der heylicher kercken...’Ga naar voetnoot(5). En Godschale Rosemondt in zijn Seer profitelic boecxken van der biechten (Antw. 1518) laat den zòndaar be- | |||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||
lijden: ‘Ic en heb in menigen tiden... die geboden der heyliger kercken... niet geweten’Ga naar voetnoot(1); verder zegt ook het biechtformulier van den Wech van Salicheit c. xxvii: ‘...ende dat hi niet ghehouden en heeft die gheboden vander heyligher kerke’Ga naar voetnoot(2). Ook hier dus zal nogmaals de Mechelsche Catechismus afstammen van Canisius, van wien hij overigens klaarblijkelijk de volgorde en de formuleering overnamGa naar voetnoot(3). Maar de afstamming is er niet een onmiddellijke, want de eigenste berijming van Makeblijde vinden we bij Pater Coster, in 't bovengemeld boekje van 1604 terug:
Ik schreef zooeven dat de opgave der Kerkgeboden, heel begrijpelijk en tot op onze dagen nog, verschilde volgens tijd en Streek: dit is reeds opvallend van den beginne hunner opneming in de catechese. | |||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||
Vergelijken we immers de formulen der 15e eeuwGa naar voetnoot(1). Het eerste gebod van Diederik vinden wij bij Antoninus, bij Angelo en in den Livre jhésus met de melding erbij van het vieren der kerkelijke feesten. Zijn tweede gebod hebben ook de anderen (ook Ph. van Bergamo), maar ontdubbeld. Zijn derde vinden wij ontdubbeld (met bijvoeging van het vleeschderven) bij Antoninus alleen. Zijn vierde, dat na de 15e eeuw, voor zooveel ik weet, niet meer voorkomt, tenzij in Frankrijk op het laatste van de 17e eeuw (Villien, a.w. bj. 13-14) Staat bij Antoninus en Angelo, bij de anderen niet. Zijn vijfde (druk van 1498), dat ik nergens elders aantrof dan bij Herenthals, geeft slechts een voorbeeld van het 8e gebod van Antoninus: Zich onthouden van alle daad die met den kerkelijken ban wordt gestraft. En eindelijk wat het vijfde en zesde betreft der eerste uitgave, die zijn onzen Diederik eigen: het eerste heeft betrek op de biecht in stervensgevaar, en het andere moet verbonden worden met den zondagplicht. Ten slotte weze nog opgemerkt dat Diederik van Münster noch van de ‘thienden’ spreekt (Angelo, Bergamo, Antoninus), noch van de ‘geloften’ (Bergamo), noch van allerlei voorschriften zooals dat van den besloten tijd en andereGa naar voetnoot(2), die in latere eeuwen werden bijgevoegd. Brugge. Em. Frutsaert |
|