De leenboom
WAT de leenboom is, waarvan hierboven bl. 126 sprake was, vloeit uit navolgende uittreksels der prijzij gedaan den 13 Maart 1687, ten sterfhuize van Waltere vander Gracht, baron van Yre (?), prijzij berustend in het Rijksarchief te Brugge, ingeteekend onder aanwinsten nr 2874, stuk XXI.
‘Hier naer volght de prijsie vanden leenen:
Item noch een leen wesende het fonsier vande heerlijckhede van Schiervelde in Hulste ghehouden vanden leenhove van Wackene groot onder opperhove, nederhove, boomgaerden, lochtijnghen, landen ende meerschen.. 24 bunderen 513 roeden landts... alle de partien particulierelijck gheextimeert naer weerde ter beleedijnghe van Pieter van Neste voor wel kennende de deucht ende natuere van het landt ende meersch, sijn tsamen bevonden te bedraghen ter somme van
1298 lb. 15 s. 6 gr. vlams
Item het casteel staende op de mote vanden voornoemden fonsiere ende leene met de brugghe, mitsghaders oock den steenpet ende den bestenboom die den leene moeten volghen, sijn tsamen gheextimeert te bedraghen ter somme van
678 lb. gr. vl.
Item inde selve prochie van Hulst, een behuijsde hofstedeken ghenaempt den Schaere Couttere, wesende leen ghehouden van Schothoucke, groot ses bunderen drie hondert acht roeden.. van welcke partie aen wijlent den heere baron van Yre (?) maer en heeft ghecompeteert vier bunderen twee hondert vijf roeden en half, en aen wijlent mijnheere van Labroye bij verderdijnghe twee bunderen een hondert twee rceden en half, gheextimeert do voornoemde vier bunde-