Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSier, mijn Kinders!‘Sinite párvulos venire ad me!’ (Marc. 10-14). Hier, mijn kinders!... hier, e kruiske!...
....,.....
Speelt, mijn kinders!...
speelt!..
..........
Binnen d'oevers van 't geheugen,
roert mijn leven met uw leven,
speelt 'et meê,... en
evenals 't Jordanewater,
trekt 'et ruggewaard naar zijn bronne!
...,......
Lacht, mijn kinders!...
zalige lach, o kinderlach!.. die
vrij zijt, blij zijt, die gemeend en
't lachen weerd zijt!
..........
| |
[pagina 166]
| |
Kinders, kinders, uit uw blijdschap
slaan mijn langverleden dagen,
draaiend nog, en spraaiend nog, bij
't rijzen van mijn
eerste zonne! -
***
Gij, mijn kinders, gij ge'n ziet, ge'n
kent de wereld maar van buiten!
o te beter!
want uw hertje, wordt 'et hert, de
grimmige wereld zal 't doen bloeden!
blijft, blijft, de
naaste vriendekes van dien God, die
't schoonste van ons menschelijk schoon, als
tooisel op uw voorhoofd strijkt, dat
rustig voorhoofd, 't hemelsch voorhoofd,
waar mijn kruis zijn heilig merk zet
boven d'onschuld, -
van uw oogen!
kinders!
***
Hier, in 't schof, in 't donker schof, dat
diep en stil, mij dagelijks aanspreekt,
hier, vereenzaamd,
ligt en beidt het wijd gewaad, dat
anderen mij gaan aandoen!
in dat schof, 't gemeenste zwart, dat
elders, ach! mijn
beste kleed wordt! -
***
Kinders, komt dan,
waar ik in mijn rouwvertoog, en
voor den laatsten,
voor den alderlaatsten keer, bij
u zal wezen!
komt,... komt,... en ademt stil,
waar mijn ademen overging in
't ademen van mijn waslicht!
komt, en horkt,
| |
[pagina 167]
| |
waar de klepel van de klokken
't zwijgen van mijn tonge uitgalmt!
komt, en kijkt,
waar mijn oogen uitgebloeid zijn,
uitgebloeid, en eerst begraven!
bidt,
waar mijn herte 't bidden opgaf,
waar mijn hand versteven blijft, en
waar mijn voeten 't gaan ontzeid wierd!
Kinders, gij, die
danderendGa naar voetnoot(1) deur uw groeien drilt, en
op dat groeien uw kopkes houdt, lijk
blommekes in de botte,
komt, komt, waar jonge jeugd mijn
oude kracht moet
overleven!
***
O mijn kinders!
'k vrage uw kruis daar, onder 't blekkeren
van mijn godsbeeld!
doet uw kruis daar, met uw zielken,
doet 'et druppelen uit den wijtakGa naar voetnoot(2)
doet 'et warme liefde sproeien
op de kilte
van mijn doodzijn!...
Junt 'et hem dat laatste kruis, o
junt 'et hem die
langst zijn wegen,
wandelend naar zijn
wachtend graf,
't kind beminde en
met Gods zegen,
vaderlijk u zijn
kruiske gaf!
Mijn kinders!...
Nieuwcappelle A. Mervillie. |
|