Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |||||||||||
[Nummer 5] | |||||||||||
Sint Elooi-in-den-zomer
| |||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||
zede weer boven met de weelde van hare oude ommegangen en processiën. De bisschop van Gent, Mgr. Fallot de Beaumont, schreef echter vanaf 1805 strenge regels voor, nopens het getal en de inrichting der ommegangen; in 't bizonder verbood hij ongenadig dat mannen-te-peerde aan gelijk welke processie zouden deelnemenGa naar voetnoot(1). Coyghem luisterde gewillig vanaf het eerste jaar (1805) en liet de ruitersprocessie achterwegeGa naar voetnoot(2); andere gemeenten waren koppiger, om maar eene te noemen: Caneghem! Mgr. Fallot hernieuwde uitdrukkelijk zijn verbod aan den pastor in Juni 1807, maar ze bleven daar ommegang houden tot in de jaren '50Ga naar voetnoot(3). Te Moen was het verbod van den bisschop zeer slecht gekomen. De vereering voor Sint Elooi, patroon der parochie, zat daar zeer diep in 't volk van de parochie zelf en van heel 't platteland in 't ronde, ende: een ommegang zonder peerden en was geen Sint Eloois-ommegang! De ruitersprocessie ging den 25 Juni uit zooals te voren, maar eenige weken later kreeg de pastor den volgenden kruisband: Mijnheer, | |||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||
baere ongehoorsaemeid soo in Ul. als in uwe parochianen, dewelke tot dese overtredinge geholpen hebben, ook openbaerlijk te bestraffen, mits dezen Ul. en allen priester op het alderstrengsten verbieden en interdiceren van op Ul. parochie van Moen eenige solemnele of andere processie te gaen buijten het gebouw der kerke tot op de solemniteijt van den feestdag des allerheijligste sacraments van den jaere 1800 en seven. Dog onder dit verbod zijn niet begrepen de processien van den feestdag van S. Marcus en van de Cruijsdaegen. Betrouwende zeer geerne. dat gijl. u hier naer getrouwelijk zult schikken, gebieden wij ondertusschen dat desen tegenwoordigen brief in de kerk op eene verstaenbaere wijse aen het volk zal afgelezen worden, ten eersten onder de hoogmisse den sondag, onmiddelijk des selfs ontfang volgende, en ten tweeden, den sondag voor h sacramentdag vanden toekomenden jaere. 't Volgende jaar ging de ruitersprocessie te Moen niet meer uit, maar 't volk was er zeer spijtig om, ja misnoegd en opgewonden, en de schuld viel... op den pastor: hij had zelf de afschaffing aangevraagd, meenden ze, daartoe aangestookt door zijn al te ijverigen gebuur, pastor Cornelis van Sint Denijs, den ‘kleinen bisschop’ zooals ze hem noemden. Ondertusschen werkte Mgr. Fallot onverdroten voort aan het uitroeien van het oude volksgebruik. Den 24 Mei 1807 schrijft hij aan deken Le Grand van Kortrijk: dat het verbod van verleden jaar nopens de ruitersprocessie van 25 Juni te Moen, zal algemeen gemaakt worden voor al de parochiën van 't bisdom; de deken wordt verzocht de parochiën zijner dekenij aan te duiden waar dit gebruik in voege isGa naar voetnoot(2). | |||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||
Het wilde nu juist passen dat de deken twee dagen later te Moen den nieuwen pastor Petrus-Johannes Goethals moest installeeren. Alzoo zag en hoorde hij het volk van dichtebij, sprak met de kerkmeesters en andere voorname lieden der parochie en met de pastors van 't omliggende, en 't docht hem dat de bisschop met zijn stijve maatregelen er ‘nogal verre van was’. Den 28 Mei zendt hij zijn antwoord naar Gent. Eerst duidt hij de parochiën aan waar de ruiters Sint Elooi vieren: Harelbeke, Deerlijk, Sweveghem en Waermaerde. Eerbiedig en vrijmoedig voegt hij er de volgende bemerkingen bij:
| |||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||
Mgr. Fallot bekommerde zich niet om die bemerkingen en inlichtingen die een waar pleidooi zijn voor 't behoud der bedevaarten. Den 16 Juni antwoordt hij aan den deken: ‘Verzuim niet er over te waken dat de betreffende pastors stipt den inhoud der brieven naleven, die we afzonderlijk naar al de parochiën gezonden hebben waar er ruitersfeest gehouden wordt Wakker ook de pastors uit het gebuurte aan, dat ze hunne parochianen van die bedevaarten afhouden.’ In 1808 werd Mgr. Fallot opgevolgd door Mgr. de Broglie, die met evenveel hardnekkigheid den strijd tegen den ommegang van Moen voortzette. Den 25 Juni van dit jaar was er te Moen een ongemeene toeloop van ruitersGa naar voetnoot(1). De opgewondenheid wegens het verbod was verre van gestild; daar de pastor geen processie wilde houden, haalden de boeren de relikwiekas van Sint Eloois-Confrerie met geweld naar buiten en gingen er mede stoetswijze naar een nabijgelegen kerk, waar een pastor van beteren wil de hoogmis zong. De bisschop richtte 1 Mei 1809 een schrijven aan | |||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||
den prefect van het Leiedepartement, waarin hij de misbruiken, naar eene blijkbaar eenzijdige inlichting, met grootsprakige overdrijving afschildert en vraagt dat de openbare macht zou medehelpen om vooral dien ommegang te Moen af te schaffen. De prefect schreef om nadere inlichtingen naar de onderprefecturen. Picquet, onderprefect van het arrondissement Kortrijk, antwoordde hem dat, afgezien van dien aanslag op de relieken, de openbare rust nooit gestoord werd; dat Sint Elooisfeest in den grond een wereldlijke optocht en tentoonstelling is, die de ontwikkeling van den landbouw bevoordeeligt, immers tusschen de boeren den naijver verwekt om op de schoonste kweekpeerden te kunnen pronken: aldus eene instelling die van 's Lands wege alle aanmoediging verdient; dat bijgevolg het aanmatigend optreden van sommige pastors en vooral van den ‘kleinen bisschop’ van St. Denijs in deze zaak geheel misplaatst is. Daarop liet de prefect aan den bisschop weten dat de noodige politiemaatregelen genomen waren om alle stoornis in de kerk te beletten: daardoor meende hij aan zijn verzoek te hebben voldaan! Mgr. de Broglie moet toch voortgewerkt en de Fransche ambtenaren op zijn kant gewonnen hebben, want deken Le Grand kon in 't verslag van zijn kerkelijk bezoek in 1815 aanteekenen dat, door de samenwerking van geestelijke en wereldlijke overheid, de ruitersommegang van Moen geheel verdwenen wasGa naar voetnoot(1). Al wat er van de oude Sint Eloois-vereering in zijne dekenij overblijft, zijn een paar gilden (civiles confraternitates S. Eligii), namelijk te Desselghem en te Harelbeke. A. Viaene. |
|