Een driekopper.
'k Bestelde een man in den winkel. Hij haalde geld uit en lei een stuk op den toog:
- Nen driekopper! zei hij.
't Was een nikkelstuk van tien frank of twee belga's (met de drie koningskoppen: de twee Leopolds en Albert).
Een anderen keer zei ik zelf in 't weergeven aan een kooper:
- Nen driekopper!
- Ja, zei hij zonder verpinken, ze gaan ze intrekken.
- Ja?
- Ja'z! Ze moeten den middelsten deruit halen, ze moeten hem scheren.
Van een ander hoorde ik nog, bij 't wisselen van geld:
- G'en moet geene meer aanveerden met nen baard: z'en gaan niet meer goed zijn.
Kortrijk.
P.S.