Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdWasecapelle - Oskerca.IS Dudzeele (Dudasala)Ga naar voetnoot(3) de oudste frankische nederzetting van 't Nccrden, dan is Oostkerke eene van de oudste kristengemeenten; als parochie dagteekent ze uit de IXe eeuw, evenals Meetkerke, Zuienkerke, UitkerkeGa naar voetnoot(4) (stichtingsakt van 't kapittel van Sint Donaas 961) opgericht door de benediktijnen van Sint Kwintansabdij; zij lag meer noordoostwaarts op 't drooge, op het polderzand (alr 2) dat sedert de IVe of de Ve eeuw aldaar niet meer geteisterd werd. Ten Zuiden en ten Noorden van die plaats moesten inwinningen gedaan op de schorren der vette, vruchtbare onderpolderkleiGa naar voetnoot(5): eerst won men Zuidwaarts de polders van Oostkerke en veel later op de slikkeboorden van 't Zwijn de westersche polders van | |
[pagina 82]
| |
Westkapelle en deze van Wulpen (thans in zee), zooals de schaarsche oorkonden, samen met het aardkundig onderzoek, ons leeren. Westkapelle werd als hulpparochie van Oostkerke waarschijnlijk rond het midden der XIe eeuw opgericht, samen met de parochies van Moerkerke, Wulpen en Lapscheure: zie saarter van bisschop Balderik (1110)Ga naar voetnoot(1). Dus Oostkerke en Westkapelle werden gebouwd op ingewonnen poldergrond. Evenzóo spreekt de plaatsnaamkunde. Westkapelle off. Westcapelle, dial, weskapelle uit waaskapelle, wasecapelle naar de vroege vormen: capella de Was (1110), Wascapelle, Waescapelle en latere Waestcapelle waaruit Westcapelle; volksetymologische verwarring met Mnl. waest = dorre grond. Lat. vasta terra. Vgl. den familienaam: Verwaest (= Vanderwaest). Dit waaskapelle kreeg reeds zijn verklaring als ‘kapelle ten waze’ dat is: kapelle op (of liever: nabij) den slijkgrond, slijkkapelle, kapelle bij de slikken. Immers Middelned. wase = land dat bij laag water droog ligt, slijkgrond, drassig land: uit Westnederfrankisch *waso, verwant met oudsaksisch waso = zode, enz.Ga naar voetnoot(2). Vergelijk: Land van Waas, Waasdonk, Wallers (= Waslar in Dép. du Nord). Prof. Carnoy voegt er aan toe: Wasseige (Luik) en WassenhovenGa naar voetnoot(3). Dit laatste zouden we liever terugbrengen tot een mannennaam Wasse: Waaso, Watso dimin. van Watto, | |
[pagina 83]
| |
Wate in Gudrun; Ags. vato), Waldo. Vgl. Oudhoogd. Wazo, (dim. op -izo; Waldizo)Ga naar voetnoot(1). Daaruit ook de Saksische familienaam: Wassink. We kunnen hier ook iets inschuiven over Ramskapelle, de andere -kapellenaam uit het Brugsche Vrije. Evenals te Oostkerke en ten Westen van Westkapelle behooren de polders er tot de onderpolderklei. Op een strook tusschen West- & Ramskapelle hebben de laatste en voorlaatste zeeinspoelingen CardiumzandGa naar voetnoot(2) en opperpolderklei afgezet. We durven gerust veronderstellen dat in de XIe eeuw deze twee plaatsen door drassige slijkgronden en kreken gescheiden waren. Ramskapelle (in 1120 Ramescapelle, in 1135 Rammscapelle) was afhankelijk én van het Ambacht én van de parochie van Dudzeele. De naam beteekent kapelle van Rame, dat is Rambout of Gontram of iets dergelijks (oudhgd. Ramo, uit Hraban = raaf). Oostkerke, dial, ooskerke (scherplange o) uit ôskerca naar de oude vormen: Oskerca (961); Ooskerca, Ooskerc, Oskirke (1089); Oskerke (1178); en eerst Ostkerca (1203)Ga naar voetnoot(3). De verklaring van dezen naam is niet zoo eenvoudig als de voorgaande. Voordat we onze eigene meening geven, zullen we eerst nagaan wat de gelijke namen op andere plaatsen geven kunnen en medeen een paar verklaringen onderzoeken. 1) Serooskerke (gemeentenaam op Walcheren en ook op Schouwen). Samentrekking van Seralardskerke kerke des heeren Alards (Alard = Adelhard). Zouden we niet eveneens een persoonsnaam in Oostkerke kunnen vinden? Neen, want Serooskerke is veel jonger dan Oskerca. Seroos' is een jongere genitief (Cfr. Ramescapelle; Snaaskerke = 's her Naas' kerke enz.). | |
[pagina 84]
| |
Met een naamstam Os- (Oswald, Osmond, Oskar, Oswin) uit Ansi- (Ags. ôs, Oudnoorsch: âss = god; Ansovald, Ansimund, Ansigar, AnsovinGa naar voetnoot(1), zouden we in de IXe eeuw Osinkerca of Ansinkerca verwachten (vgl. Suwinkerca, Adinkerca). 2) Oostkerke bij Diksmuide: steeds Oostkerke (ook in 1061). Dus: kerke ten oosten, tegenover Westkerke. Oostkerke in 't Noorden is dit in ieder geval niet. 3) Oiskerque in Waalsch Brabant: 1095 Ocekerke; 1138 Ozkarke; 1276 Ocheskerke. In ieder geval Dietsch, maar de oude vormen zijn te schaarsch en te onduidelijk. Prof. Carnoy denkt aan Oostkerke (?)Ga naar voetnoot(2). Die namen geven dus niets: Hoe kan men dan Os- in Oskerca verklaren? 1) J. OpdedrinckGa naar voetnoot(3) vermoedt: onze Kerke naar het Wvl. us en oes = ons. Dat is wat al te simplistisch! Daarbij ons komt uit Westnederfr. uns-. 2) Dezelfde vermoedt ookGa naar voetnoot(4) kerke ten oze. Oze zou moeten slijkgrond beteekenen. Maar dit woord 'n kennen we noch in 't huidig Wvl. (volksmond, De Bo, Loquela) noch in 't Middelned. We hebben in 't Middelned.Ga naar voetnoot(5) een ose (met afleidingen als: oosvat enz.) = dakeuzie. Doch daarmee zijn we waarschijnlijk niets: ose < ovese (Ags. efece, Eng. eaves, Oudhgd. obiza) zoodat we als oudste vormen (Xe eeuw) nog Oveskerca zouden verwachten. Wij zelf vermoeden dat Ooskerke hetzelfde is als Waaskerke (ôskerca = Wâskerca). Aldus: òs- < wòs-: ablautvorm van wàs- Immers we kennen een groep [Mnl. wase = drassig land, Oudsaks. waso = slijk, Oudhoogd. waso = zode, | |
[pagina 85]
| |
Ags. wàse = zacht slijk, Yslandsch vàs = natte] naast den ablautgroep [Mdn. wòs = saus. Ags. wòs waaruit Eng. ooze = slijk, Oudnoorsch ós]Ga naar voetnoot(1). Hebben we daarmee de kwestie opgelost? We geven gaarne toe dat er nog een zwak punt is: het wegvallen van de inlaut-w hetgeen normaal is in 't Oudnoorsch en ook wel in de jongere talen gebeurt (Oudn. ós uit wòs; Eng. ooze uit wose; cfr. Wvl. Oensdag uit Woensdag enz.). Maar in het Oudnederlandsch? We zouden gaarne eens de meening van anderen over die kwestie vernemen. Laten we opmerken dat we desnoods ook bij het Friesch zouden kunnen te rade gaan: friesche namen zijn hier geen uitzondering zoo b.v. de namen met Eien- b.v. Eienbroek op Oostkerke en Eiensluis. (Eien = Gen. van eie, ei uit Oudfriesch ei = waterland; in eiland umlaut van ouw in landouw). Ing. J. De Langhe. |
|