Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdJ. Gabriels. Artus Quellien, de Oude ‘Kunstryck Belthouwer’ In-4, 315 bl. met afbb. 1930. = Fr. 280.Dr. Juliane Gabriels heeft zich op een moeilijke ontginningsplaats gewaagd. Minstens negen Vlaamsche kunstenaars hebben den naam Quellien gedragen en zoo dikwijls heeft men den een met den anderen verward. Maar dank zij hare ongemeene bevoegdheid is de schrijfster door dit netwerk van namen en werken heengedrongen, om Artus Quellien I, den grootmeester van de rijpe Antwerpsche Barokkunst, in het volle licht te stellen. En ‘Fidias Quellijn’, zooals Vondel hem met een vereerenden titel bezong, verdient het ten volle: want te veel heeft men op den Barokstijl gesmaald, te weinig heeft men ernstig beproefd den zin van dien stijl te begrijpen, te lichtzinnig, zonder geoefenden smaak en wetenschappelijke toerusting, heeft men de grootmeesters der Barokkunst benaderd. En dit is juist de schitterende verdienste van dit boek: niet één belangrijk vraagstuk werd voorbijgezien, zoovele oorkonden werden hier voor het eerst benuttigd, onderzocht en op de goudschaal gelegd; niet minder dan twee en twintig nieuwe gewrochten werden bij het werk van den meester gevoegd, zoovele verkeerde toeschrijvingen werden terechtgewezen; met een onzeggelijke werkkracht en een niet minder scherpe spitsvondigheid werd hier geduldig gespeurd, gevorscht en oordeelkundig vergeleken; en daarenboven doet de gedegen wetenschappelijkheid niets af aan de lenigheid van den zwierigen schrijftrant en de fijnheid van de kunstige verwoording; er wordt geestdriftig bewonderd, | |
[pagina 63]
| |
maar ook, als 't moet. weet de schrijfster zich in het waardeeren van den meester te beheerschen: diepgaande kennis gaat gepaard met een geschoolden kunstzin. Artus Quellien, de oude, werd geboren te Antwerpen in 1609 en stierf in zijn vaderstad in 1668. Al wat zijn levensbeschrijvers over hem hebben verteld wordt aan nieuwe bevindingen getoetst: netelige vraagstukken, als het aandeel van zijn medewerkers aan de versiering van het stadhuis te Amsterdam, worden opgeklaard. Erasmus I, de vader en de eerste leermeester van Quellien I, was eigenlijk slechts een uitstekend vakman, geen scheppende beeldhouwer, een ‘ornamentmaker’, die aan zijn zoon en aan heel zijn stam een uitmuntenden zin voor versiering mededeelde. Belangrijk is de rol, die hij vervulde, als schakel tusschen de Renaissance en de Vroeg-Barokkunst. Quellien I begint zijn loopbaan te Antwerpen onder de leidstar van den reeds bejaarden Rubens: de sappige stijl en de weelderige vormen van den Antwerpschen schilder hebben steeds zijn beeldhouwwerk beinvloed. Van al de gewrochten uit dit eerste tijdperk, als het wapenschild van Plantin, de ‘Ara caeli’ uit St Goedelekerk te Brussel, wordt de eigen aard en de datum van ontstaan vastgesteld. Dan gaan we samen met Quellien naar Amsterdam, waar hij het stadhuis met eenweelde van allerhande beeldwerk versierde: we bewonderen het versieringswerk van den voor- en achtergevel, ‘een der machtigste scheppingen onzer Vlaamsche kunst’, waar de eigen aard van den meester in zijn zuiverste gaafheid openbloeit. Daarna wordt de beteekenis van Quellien, als meester van het ornament, uitgediept: zoo eenig mooi is zijn kunst, om de ‘aerdighe festonnen’, met de bloem als nieuw versieringsmotief, zoo malsch en zoo sappig, doch zonder gekunsteldheid dooreen te vlechten. Ook over het houtsnijwerk van den meester, zooals de weelderig-versierde biechtstoelen van de St Pauluskerk te Antwerpen, zelfs over zijn bedrijvigheid als bouwmeester en ‘conterfeyter’ wordt een niet minder grondige en oorspronkelijke studie geleverd. En om te sluiten, wordt in enkele samenvattende er. merkwaardige bladzijden de eigen aard en de beteekenis van zijn kunst en zijn stijl geschetst. Het boek van Dr Juliane Gabriels mag op één rij gesteld worden met de beroemde en de beste Duitsche kunstmonographiën: het is onmisbaar voor alwie in de kunstgeschiedenis van de 17e eeuw in Vlaanderen een goed inzicht wil hebben. Het is opgeluisterd met een zeventigtal keurigverzorgde platen en een zestigtal afbeeldingen. Eens te meer heeft de uitgeverij ‘De Sikkel’ een meesterwerk van boekdrukkunst geleverd. Het is een waardige eerezuil, door de Vlaamsche wetenschap ter nagedachtenis aan Quellien, ‘Kunstryek belthouwer’ der Nederlanden, opgericht. J.D. |
|