Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 368]
| |
Rateldutsen en Saatsebollen.WE hebben er altijd genot aan beleefd wanneer we op dagen van onstuimige zee (dulle zee) het strandgoed met een beetje geduld doorzochten: dat is de band van zeewieren, schelpen, afval van schepen enz. die bij ieder hoog water achtergelaten wordt. We vinden er talrijke sponsen of rateldutsen: dat zijn vuistgroote pakken van vuilgele tot bruingele hoornachtige zakjes. 't Volk meent dat het ruwe onbewerkte sponsen zijn: vandaar de naam. Om het ratelend gerucht dat de hoornachtige vliezen bij 't vastnemen laten hooren, spreken de visschers van ratels of rateldutsen: een duts is een fakke, een gesloten pak b.v. een duts blommen (Knokke; prachtige taalvonke voor: bouquet de fleurs!). Ratels zijn ook de ratelende droogvliezige vruchten van een plant uit de duinepannen: Alecterolophus major (ratelaar, ruttelaar, reutelaar, ratels, reutels, ruttels in West Vl.; rinkelbellen, schartelen, horde, gele horde, hanekam in N. Ned.). Die gelijkaardige benaming van land- en zeegoed is geen aardigheid: we hebben reeds gesproken over kaartebollen (zeeëgels en onzevrouwedistels, hierboven, bl. 15-18) en we hopen nog te schrijven over kakkerlaks (bakkerstorren en zeezeugen), pimpampoentjes en pimpamphorens, enz. Maar wat zijn nu die sponsen, ratels of rateldutsen? Het grootste buikpootig weekdier (zeeslak) uit onze zee is de welbekende eetbare wullok (Ned. wulk, welk; Mnl. willoc, Ags. wiloc, Gr. Helix = spiraal). Deze slak legt haar eieren op een diepte van 10 tot 20 vademsGa naar voetnoot(1) in de steenige plaatsen (waarover: ‘'t Scherp’ in Biek. 1929, bl. 331 vlg.) b.v. aan den Noordhin- | |
[pagina 369]
| |
derbank, den Ruiting, in't verzopen Oostende. Op deze steenen groeien talrijke zeepluimen (Sertularia), doomansvuisten (Alcyonidium: doomanshand in Holland) enz. Deze eitjes zitten bij groepen van zes tot acht honderd in hoornachtige vliezige zakjes die in dichte vuistgroote fakken aaneenhangen: ratels of ratelaars. Bij kwade zee worden die fakken van de steenen losgerukt en aan land gespoeld, vooral wanneer de eieren uitgebroed zijnGa naar voetnoot(1). Wullokeieren zijn niet de eenige die aanspoelen: de groote (2 × 4 cm.) rechthoekige, platte, zwarte rog-eieren, met uitloopers aan de toppen zijn gemeen op het strange. Ik geloof niet dat er een volksnaam voor is. Da roche (Mnl. roche, Ned. rog, Eng. roach, Hgd. Roche. Lat. raja = ragja) legt haar eieren vast aan steenen op betrekkelijk ondiepe bodemsGa naar voetnoot(2). Bij uitnemende zeldzaamheid heb ik nog eieren van hondshaaien gevonden op 't strange (Scyllium canicula: de kleine vraatzuchtige haai die gemeen is in de Noordzee). Ook de saatsebollen zijn zeldzaamheden tusschen 't strandgoed (op de Oostkust althans). Wat zijn dat? Onder de weekdieren is er een belangrijke klasse: de koppootigen (cephalopoda) waartoe de Nautilus uit de warme zeeën, de achtarm uit den Atlantischen Oceaan en de inktvisschen uit onze zee behooren. De achtarm is zeer zeldzaam langs onze kust, de inktvisschen daarentegen zijn welbekende gasten. We hebben er vooral twee soorten: de kleine (tot 4 cm. in de garnaalnetten: Sepiola atlantica: inktespuugertje) en de groote (dikwijls langer dan 25 cm.). Deze laatste is de inktespuuger (iedereen begrijpt deze benamingGa naar voetnoot(3), ook nog saatse genoemd door onze visschers. Saatse komt waarschijnlijk langs het fr. seiche uit het Lat. | |
[pagina 370]
| |
sepia doch we begrijpen moeilijk langs welke klankwetten (wetensch. naam: Sepia officinalis). De saatse bevestigt haar eieren in fakken aan drijvende wieren: deze hebben het uitzicht van druiventrossen. Vandaar de wetenschappelijke naam zeedruiven (fr. raisins de mer); bij 't volk saatsebollen. Deze inktvisch draagt in den rug een zachte poreuse schelp die wel 20 cm. lang kan zijn en zeer gemeen is op 't strange. Deze schelpen worden in de vogelkooien gelegd opdat de jonge vogeltjes hun bekje zouden wetten: vandaar de naam veugelbrood. Wat een overvloed en rijkdom van tale bij ons ruw en simpel zeevolk. We kunnen die namen wel opteekenen en verklaren maar men moet ze hooren leven op den volksmond om er van te genieten! Ing. J. De Langhe. |
|