Den butterpater.
- ‘Den Butterpater en komt niet meer. 't Is een broeder die nu de ronde doet.’
Den Beuterpater (= Dixmude) of Butterpater (= meer naar Veurne toe): ze kenden hem goed, de boeren van ‘bachten de Kuipe’. De pastor in den preekstoel onder d'hoogemesse en zei maar dat alleene, en 'n hield er doorgaans niet aan meer te zeggen: ‘Den Butterpater komt van de weke!’ Al de menschen waren daarmee bescheed.
't Meerendeel en kenden maar dien naam van den pater - P. Maurus eigentlijk - die jaarlijks 't geweste voor ‘de’ paters (d.z. in de streke de Minderbroeders) van Dixmude afketste om beuter en ook eiers en graan te schooien, maar beuter liefst van al. Hij noemde hem ten andere zelf alzoo: ‘Alla, moeder, den Butterpater is hier!’ zei hij ongeraakt als hij op d'hofstee binnenkwam. En hij sloeg een kouterke, en dronk een slokske, en vaarde ten slotte wel ‘in de beuter’: die ging al naar ‘zijne man met den kortewagen’ die buiten te wachten stond.
I.M.
- Heur tante-meetje heeft 'n goe ponke zitten, maar... 't en wil gelijk niet dood gaan!
- 'k Zou d'er 'k ik wel middel mee weten: een beetje beuter in zijn oore gieten, dal 't dood gaat van een kanteerne!
Alzoo nijdig-schertsend geantwoord van eene die nogal op ‘deelen’ uit was.
Cuerne.
V.d.L.
‘De linden zijn d'herberge van de bieën: z'houden hulder daar bezig’ zei me een ervaren biemelker uit Ardoye.
B.