Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 263]
| |
uit veler herten kruipt
De menschen weten dat het boos is
en dat het kwetst en doodt;
ze laten 't leven, laten 't groeien,
ze kweeken 't zelve groot.
't Gestraal mag nog zoo bijtend wezen
en doodelijk de pijn:
ze tieren van den wilden wellust
als zij gebeten zijn...
Beziet me daar die kleine snaken:
ze kijven voor een' pop,
of voor een hoedje, voor een kleedje..
't venijn reeds.... de eerste drop!
En verder ginds, die drieste kerels,
ze vechten en ze slaan:
dáár is - 't serpentje kwam ze wijzen -
een vrouw voorbij gegaan!
En verder nog die oudre lieden,
bezadigd reeds van zin,
ze zeggen dat ze 't diertje doodden:
het bijt hen niet te min...
Het bijt hen als ze een vriend ontmoeten
die beter is dan zij;
ze groeten niet: Hij is een trotschaard,
ze zijn zooveel als hij...!
Het bijt hen als ze een vriend ontmoeten
die, schoon hij needrig blijft,
voor 't welzijn van zijn medemenschen
vooraan den wagen drijft;
‘Dat wiel en man in 't zand maar rolle!’
zoo razen ze ondereen..
't Serpentje lacht om al het razen
en bijt tot op het been...
Het bijt hen als ze een vriend ontmoeten
die kans heeft in 't bestaan:
Waarom toch, klagen ze, moet 't water
maar immer zeewaarts gaan?...
En voort en voort, zoo bijt het immer,
het bijt van langs om meer;
| |
[pagina 264]
| |
wie 't beestjen bijten laat en bijten
is nimmer zonder zeer..
En wonder is 't, bij oude menschen,
met uitgedoofden drift
blijft langst van al dit beestje bijten,
druipt langs van al dit gift;
en is zijn straal min scherp geworden,
min kwetsend zijn venijn.
ze voelen, de oudjes, zelfs in 't sterven,
dat zij gebeten zijn...
De wereld heeft een zalf gevonden,
beweert ze, tegen 't kwaad:
menschlievendheid en meer beschaving
in woord en plooi en daad.
't Is plaasterwerk, geen duurzaam middel,
het duikt alleen de smet;
de ware zalf die 't herte zuivert
is 's Heeren Woord en Wet...
Gelukkig hij die, als 't serpentje
met hem uit 't wiegje kruipt
en als 't venijn, nog schier onzichtbaar,
in 't kinderzieltje druipt,
het beestje doodt, de druppels ophoudt:
hij zal, van nijd ontdaan,
gelukkig om 't geluk van andren,
in vreê dóór 't leven gaan!
Jos. Vanden Berghe. |
|