Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDen Temst draenenDe Ouden geloofden al dat de zeef (zeefde, teems, temst) kon waarzeggen; zij hadden daar een woord op: Koskinomantie. Maar we weten niet op welke wijze zij de zeef raadpleegden. In den bloeitijd van de zwartekunst alhier, te weten: het einde van de 16e en 't begin van de 17e eeuwe, deed men in onze streke veel ‘den temst draeyen’ om een onbekenden schuldige, een dief meestal, uit te vinden. Volgens de oudste beschrijvingen uit de 16e eeuw, gebeurde die wangeloovige kunst alzoo: een schare werd met de punten in den rand van de zeef gestoken, en deze dan door twee personen met de vingers opgehouden of aan een touw opgehangen, zoodat ze gemakkelijk bewegen kon. De namen der verdachte lieden werden een voor een opgenoemd: de ‘kwade | |
[pagina 202]
| |
geest’ deed de zeef ronddraaien als de naam van den schuldige vernoemd werdGa naar voetnoot(1). Van aard schijnt die zeefdeproef een soort Gods-oordeel te zijn, dat voorzeker in de Middeleeuwen bekend geweest is en tot ‘duivelsoordeel’ ontaardde. In 't Volksboek van Christoffel Wagenaer (1597) staat dit wangeloove alzoo beschreven: ‘Goscino-mantia wort gedaen met een seeff of teems, alsmen weten wil wie wat gedaan heeft ofte wie wat gestolen heeft...; als den rechtschuldigen genoemt wort, dan moet den geest het seeff omdraeyen, ende also den dief ofte rechtschuldige verraden’Ga naar voetnoot(2). Pater Jan David van Kortrijk (†1613) schreef een groot werk: den Christeliicken Waerseggher (Antwerpen, 1603) om de waarzeggerij en tooverkunsten te keer te gaan. Daarop volgt, onder denzelfden band, een kleiner werk van hem: Schild-wacht tot seker Waerschouwinghe teghen de valsche Waersegghers / Tooveraers / ende derghelijcke ongoddelijckheydt. T'Antwerpen, inde Plantijnsche Druckerije, By Jan Moerentorf. 1602. Hierin (bl. xvii) komt hij heftig op tegen ‘... sulcke beduyvelde menschen, als zijn waersegghers, tooveraers, ont-tooveraers, gheboorte-lesers, fortune-segghers, hande-besienders, temst·draeyers, ende derghelijcke quaede ongheorloofde duyvelsche constenaers ende constenaressen...’ En verder, bl. xxix, geeft hij meer bezonderheden die wel 't meedeelen weerd zijn. ‘So ist een saecke seer te beclagen, dat-men daghelijcks hoort ende siet, van den temst, sift, oft seven te doen draeyen, alsser iet verloren of in d'onghereedt is: als daer mede willende weten, wie t'selve ghestolen heeft, oft wie sulck een saecke ghedaen heeft. Want, ist saecke dat iemandt dat doet, om met arghelist ende bedrog den | |
[pagina 203]
| |
temst op iemandts naem te doen draeyen, die hy valschelijck uyt nijdt in sulck een saecke wilt betuyghen; daer hy nochtans gheen schuldt af en heeft: dat is een lasteringhe, diffamatie, ende doodelijcke quetsinghe van sijn conscientie, ende van sijns naestens naem ende faem, naer dat de saecke groot oft cleyn is: ende boven dier een specie van superstitie, al en dede hij 't maer tot een decksel van syn bedrogh ende nijdigh opdraghen van eenigh quaedt stuck op sijnen naesten: so boven gheseyt is. Nu, ist saecke dat iemandt dat doet uyt eenigh verbondt metten vyandt [= den duivel], dat hy den temst sal heymelijck roeren ende doen keeren, alsmen sulck of sulck eenen sal noemen, dat is eene openbare duvelrije ende tooverije: groote doodsonde: iae vele dood-sonden dick-mael by een ghehoopt: afgoderije, curieusheydt, achter-clap, diffamatie, twist, iniurie ende der ghelijcke andere Soo dat veur Godt niet te ghecken vergaen en sal, met deghene die dickmael oock uyt gheck den temst doen draeyen, als oft maer spel en waer.’ ‘Den temst draeyen’ en was alzoo, ten tijde van pater David, maar bij uitneem ware duivelskunste: 't was veelmeer een doening van schalkaards die teerden op de wangeloovige meening van den gaanden man, of ook van kluitspelers die 't deden uit leute en genoegte. Door den krachtdadigen ijver van de geestelijke overheid in de Zuidelijke Nederlanden, vooral door 't herinrichten van het catechetisch onderwijs, is dit wangeloof alhier blijkbaar in den loop der 17e eeuw verdwenenGa naar voetnoot(1). Elders bleef het langer voortbestaan. In 't protestantsche Noorden bleef de zeefdeproef in zwang tot verre in de 17e eeuw en ging met de Hollandsche landverhui- | |
[pagina 204]
| |
zers mee naar Nieuw Nederland, den lateren Staat New YorkGa naar voetnoot(1). In Engeland, Duitschland en Denemarken werd de teems gedraaid tot in de verleden eeuwGa naar voetnoot(2). In Frankrijk ging dit wangeloovig gebruik ook nogal lange mee; een overblijfsel er van is de zegwijze: tourner le sas, die nog in alle groote Fransche woordenboeken voorkomtGa naar voetnoot(3). A.V. |
|