Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKo Verleye.(Uit d'oorkonden van Aertrycke - 1903). Weet ge 't nieuws van Ko Verleye?...
Ko de vriend van groot en kleen,
Ko die met begin van Meie,
Vaarwel zei aan iedereen.
Aan iedereen. -
Aangeland uit vreemde streken,
onbekend, viel hij hier toe;....
gauw toch deed hij van hem spreken:
't was den besten uit de goê.
Uit de goê! -
Mensch toch, gaat ge ver geraken
met die goê?... ziet, ziet,
Ko 'n kon zijn kruis niet maken,
en van lezenGa naar voetnoot(2) 'n wist hij niet!
'n wist hij niet. -
Onbeschaafd, on-onderwezen,
nieverst ooit ter schole aanveerd,
wierd die gast toch hooggeprezen,
bleef hier onder 't volk gegeerd.
Hij bleef gegeerd. -
| |
[pagina 180]
| |
In zijn eigen wilde taleGa naar voetnoot(1).
liet hij goed zijn hert verstaan,
en hij bood ons altemale,
welgemeend, zijn vriendschap aan.
Zijn vriendschap aan. -
Menigeen nu kwam hem groeten,
blijgezind en onvervaard,
keek naar zijn gesplette voeten,
sprak met lof van zijnen baard.
Die flinken baard! -
Nooit gewasschen, nooit gekamd, en
zonder zeepe of poeierbucht,
wierd die kerel van langstom schoonder,
t' zijnent, en in open lucht.
In open lucht. -
Schuw van aanzicht, maar gewillig,
droeg hij voort zijn haren kleed,
nooit keeraafsch, nooit onverschillig,
bij al 't geen men voor hem deed.
Men voor hem deed. -
Magere kost ook, kon hij schatten,
nooit in weelde, nooit in nood,
rapen, wortels, en patatten,
warme zopen en wat brood.
En wat brood. -
Onbeducht voor brand en dieven,
mocht hij, rustig van gemoed,
waken, slapen, maar believen,
op zijn eenzaam buitengoed.
Zijn buitengoed. -
Weunste zonder kostbaarheden;
Ko 'n was voor geen beslag,
was lijk iemand die tevreden,
spaarzaam-weg rentieren mag.
Rentieren mag. -
| |
[pagina 181]
| |
Kender van gezonde planten,
was hij rap bij 't onderscheên,
en hij gaarde langst de kanten,
kruiden, blommekes, al deureen.
Al deureen. -
Voort vermaard, en voort de vriend nog!
toevlucht ook van Veldeghem!......
t' Aertrycke, en 't is wel verdiend toch,
spreekt ons dankbaar volk van hem.
Ja 't spreekt van hem. -
En hij moest er nu van onder!...
o dat droef begin van Meie!..
elders vraagt men: wie ten donder,
wie toch is die Ko Verleye?
Die Ko Verleye?
Aertrycke 1903. Eillivrem. - Wie vindt er den uit, den end van die vertellinge? Als al de Lezers hun over geven, zullen we aan Eillivrem zelve vragen 't knoopje te ontbinden, en hij zal 't geren doen. - B. |
|