Arnold van Geluwe,
gezeid den Vlaemschen Boer, van Ardooie, was in zijn tijd berucht om zijn vele strijdschriften tegen de Protestanten, en hij was ook altijd gereed om met de ketters ‘disputatiën’ te houden in regel.
Johanna de Gruuttere, een kettersche nicht van Antonius Triest, bisschop van Gent, wilde in 1652 te Gent met den ‘Vlaemschen boer’ onderhandelen en redetwisten. Den 31 October 1652 bekomt ze van haren oom den bisschop, de toelating om nog twee van hare geloofsgenooten daartoe te ontbieden. Dit staat alzoo aangeteekend op blz. 375 van den Index Actorum Episcoporum Gandavensium, een handschrift berustend in het archief van het Bisdom te Brugge. ‘Sijne Hoochweerdicheyt consenteert aan Jo de Gruuttere te mogen ontbieden twee persoonen van de gereformeerde religie, omme binnen deser stede te commen in conferentie met Arnoult van Gheluwe, geseyt den Vlaemschen boer, op eenige poincten van 't geloove.’
Deze ‘disputatie’ ging niet door, zegt P. Allossery in zijn opstel over A.v.G. (Annales Soc. d'Emul. 1912, blz. 309) omdat Johanna eischte dat zij alleen zou mogen vragen stellen: hetgene tegen den regel van een disputatie was.
V.