Biekorf. Jaargang 36

[p. 153]

Wisselbank
'n Schuimwoordenreeks van Guido Gezelle

(Vervolg van bl. 123).

H.

Harem. Vrouwentimmer.

Harmonie. Welluidinge.

Harnas. Peerdekleed (Gemma).

Harnassure. Getrek, getuig (De Bo).

Hebdomadaris. Wekener (Gemma), wekediender, wekepriester, wekezuster.

Hedera. Yfloof (Gemma).

Herbergier. Weerd.

Hercule. Machtgod [volksw. b.v. Hij is zoo sterk als ne machtgod].

Hernia. Rijtinge (Gemma).

Hieroglyphe. Bediedteeken.

Highlander. Hooglander.

Horoscope. Geboortradinge (P. Poirters).

Hospitaliteit. Gastbaarheid (P. Poirters. Theodosius, 163).

Houtmagazijn. Houthuis (Junius, 166).

Hovenieren. Hoven (hoofde, gehoofd) = den hof bewerken (Limburg).

Huisage. Huizinge,

Huiscateil. Huisallaam.

Huisier. Deurwaarder.

Huizenieren. Gehuisvest zijn.

Humeur. 1. Vochtenisse (Gemma). - 2. Zije (Loq.): van kwa zije, van goe zije.

Humus. Hemelgrond, koorneerde (De Bo).

Hypocryt. Dunkelgoed (Gemma).

Hysterie. Meievel, meieuvel (De Bo. - S. Denijs).

I.

Idioma. Eigenspraak.

Imaginatie. Zielbeeld.

Imprimé. Gedrukten.

[p. 154]

Inamovible. Onverlatelijk (Despars).

Informatie. Oorkonde: ten oorkonde gaan (Lichtervelde), oorkondschap (Cost. van Gent, 216).

Informeeren. Talen naar, talen achter (P. Poirters. Theodosius, 161).

Injurie. Kwa wijtinge, verwijtsel.

Inorganique. Onlidmatig.

Inspecteur. Beziender.

Inspiratie. Inlichtinge.

Instrumenten. Getrek, getuig, geveerte (De Bo).

Insolvable. Onvermeugend, zonder verhaal (De Bo).

Intentie. Zin.

Intepot. Blakhoorn (Gemma).

Internuntius. Tusschenbode (Gemma).

Inventaris. Beschrijf, opname (De Bo), deelboek (Cost. van Gent, 142)

('t Vervolgt).