Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 5]AAN GUIDO GEZELLE, EEN EEUWE GELEDEN DEN 1n IN BLOEIMAAND GEBOREN, DEN LUISTERARE EN DEN ZANGER DEN ZOEKER EN DEN ZANTER TEN BATE EN TOT ROEM VAN ONZEN STAM, ‘DEN MEDEVADER VAN BIEKORF’, WAS AL 'T VROEGER WERK ALHIER, EN BLIJFT AL 'T WERK VAN NU EN LATER IN LIEFDE EN VEREERING TOEGEWIJD. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||
Guido Gezelle en Biekorf.‘OP een voorjaaravond in '89, zaten een keer bijeen te Brugge, in 's h. Lodewijks, op de kamer van Edw. Van Robays, deze en Em. Demonie, en A. Van Speybrouck en J. Craeynest en nog anderen. Lange reeds had men meermaals ‘de koppen bijeengestoken;... verscheidene ontwerpen waren voorgesteld geworden en besproken [;ondermeer van Rond den Heerd onderhanden te nemen, en hem nieuw bloed in te jagen. Allemaal vruchteloos]. Nu eindelijk besloot men een nieuw tijdblad in Westvlaanderen uit te geven dat in Brugge zou gedrukt worden... Aan Gezelle vroeg men hulp en steun; welke hij beloofde. Hij zelve gaf het blad zijn name: “Biekorf”. Biekorf was dus gesticht: stammend uit Gezelle van-verre-aan, d.i. aldoor den geest der leeraars uit de jaren '60, aldoor den gloed der knapen uit de jaren '70, aldoor het werk der zanters uit de jaren '80; bedoelende ten anderen datgene uitsluitelijk wat Hem beviel uit deze drieërhande vóórbetrachting, t.w. wijze leer en lezing, tot roem van onzen stam, en in de taal van 't volk. En Biekorf was medeen alzoo Gezelle's jongste kind, en driemaal-liefste kind.’ Alzoo vertelt Lod. De Wolf zaliger over 't ontstaan van ons blad in zijn merkweerdig opstel: Biekorf: vijf-en-twintig jaar! (1914, bl. 15), volgens 't gene dat hij van een der stichters zelve, A. Van Speybrouck, vernam. Er hij voegt er uitdrukkelijk bij dat Guido Gezelle niet eigenlijk ‘de’ stichter van Biekorf is geweest, alhoewel het tegenovergestelde dikwijls werd rondgezeiseld tot in Biekorf toe, ten onrechte. De brieven van Gezelle aan de stichters en van de stichters aan Gezelle geven nog nader bescheed | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||
van 't gene dat de gevierde Meester al gedaan heeft voor ons tijdbladGa naar voetnoot(1). Uit de Handelingen der Gílde van Sinte Luitgaarde blijkt het dat er al lange, van in 't jaar 1874, een ontwerp van een nieuw tijdblad alhier nestelde en moerde, maar 't en wist gelijk niemand onder welke gedaante het zou lijfwinnen en uitkomenGa naar voetnoot(2). Vanaf 1880 is de Luitgaarde-Gilde tenden en zoo goed als uiteenGa naar voetnoot(3). Nieuwe, jongere werkers komen op en zoeken hunne pogingen ten bate van de geliefde Vlaamsche volkstale te vereenigen. 't Is rond Gezelle dat ze samenkomen, die jonge zoekers en zanters en vertellers, meest leeraars, uit Westen Oostvlaanderen, Brabant en Limburg; ze stichten: Alvearium. Dat is de Dietsche Biehalle. Dat was ‘op den 31 in Lauwe en op den 8 in Guldemaand 1887’. Een nieuwe Gilde, die werkzaam zou zijn ‘in het navorschen, het handhaven en het gebruiken van al de rechten onzer Dietsche Volkstale.’ De stichters van Biekorf staan allen tusschen de stichters van die vroegere Biehalle. De zetel van de Biehalle was binnen Gent: daar werden de zitdagen gehouden, op de Hoogpoorte, 52. Op de uitnoodigingen daartoe, staat er bovenaan een biekorf geteekend tusschen de spreuke Horatii: Apis matinae more modoque, en Plantijns: Nullus otio perit dies apibus. Gezelle stelde veel hope op de Biehalle. Hij schrijft aan Demonie: ‘Onze Biehalle zou moeten sterk genoeg worden om dat aan te gaan, te weten de afdeelinge uitlandige Vlamingen waarover wij spraken.’ En hij zocht zelve om een beteren thuis voor de zitdagen. ‘Ik heb te Gent met Fr. Marin gesproken, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||
't hert en de ziel van de S. Lucas schole en gilde. Wij zouden daar alderbest gekomen zijn met onze zitdagen en hij zou hertelijk mêedoen. Daar is een spijs- en drankwinkel, prachtige zale, hof, alles; en die Broeders wittelappen zouden alzoo vervlaamschen en apostels van 't Vl. worden 't land deure, zonder te weten. Spreekt er van met de vrienden.’ 't Ontwerp van een nieuw tijdblad steekt bij de mannen van de Biehalle van zelfs weer den kop boven. Maar Gezelle is daar niet seffens voor te vinden. ‘Ware 't niet beter ondersteunen 't gene bestaat, Rond den Heerd mêebegrepen?’Ga naar voetnoot(1).. Maar Rond den Heerd was tenden. Hij zat in de handen van Duclos die, alhoewel jonger dan Gezelle, met jongeren niet meegaande en kon zijn, zooals de altijd jonge en breedschouwende Meester. Gezelle zag in de Biehalle 't middel om Rond den Heerd, die hem nog altijd naar aan 't herte lag, te redden. Aangewakkerd door zijn vrienden, Kan. Rembry en Baron Bethune, stelt hij hem en anderen daartoe in 't werk, zooals blijkt uit den volgenden brief aan Em. Demonie. | |||||||||||||||||||||||||||
Kortrijk, den 26 Oct. 1888.Eerw. Heere en Vriend, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||
dichten, enz., en spare 't voor den nieuwen R.d.H. te wege, en ik werve meêschrijvers. 't Ware best algauwe iets zekers weten van Duclos. Duclos was niet inschikkelijk... en alzoo zochten de Westvlamingen van de Biehalle om leven en lijf te geven aan een nieuw tijdblad te wege, door Gezelle ‘Biekorf’ gedoopt. Onze stichters en ondernemen noch en beslissen niets zonder eerst hunnen Meester om raad te vragen. 't Zijn meest Em. Demonie en Edw. Van Robays die naar Gezelle schrijven, en brief na brief van hem ontvangen. Van Robays stelt de eerste Voorboodschap opGa naar voetnoot(1) en vraagt aan Gezelle (brief van 6-1-89) welken drukker ze zouden kiezen: den drukker van de Vlaamsche Vlagge misschien? Gezelle en wil volstrekt van dien drukker niet weten: 't moet er een zijn ‘wiens naam geene gestempelde beteekenisse en draagt... Mijn gedacht ware S. Augustinus, boven al en buiten al.’ (G.G. aan Van Robays). De stichters en waren alzoo niet gezind, doch Gezelle antwoordt aan Van Robays: ‘'n Neme 't niet kwalijk en 'n misverstaat me niet: ik houde mordicus aan Augustinus, of een die, als drukker, uitgever, prentbezorger, openbaar-heidgever, zoo vele weerd als hij....’Ga naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||
De eerste Voorboodschap werd dan ook bij S. Augustinus gedrukt. Gezelle verbetert den voordruk (26 Febr. '89) en zendt het volgende briefke met den verbeterden voordruk mee. Eerw. Heer en Vriend, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||
Een zesde afdeelinge: Dichten. Volgens de Voorboodschap in Maart en in Meie rondgezonden, mocht medewerking en inteekening toegezeid worden, ook bij ‘eerw. Heer G. Gezelle in de Handboogstrate tot Kortrijk.’ Een groot getal antwoorden uit alle Vlaamsche gewesten kwamen bij Gezelle toe, die ze dan naar Brugge overzond. 't Is ook in overeenstemming met Gezelle dat de stempel of zegel, dien Bethune vroeger voor de Dietsche Biehalle ontworpen had, naar teekening en opschrift gewijzigd werd, om voor den Biekorf te dienen. Neerstig gingen de bien aan 't werk nu. Ze hadden gehoopt met Sporkele '89 uit te komen, maar stichten ‘en is gheen spel’. De maanden verstreken en sommige vurige inteekenaars werden ongeduldig. Ondertusschen werd er een drukker gevonden die én de stichters én Gezelle zou bevredigen: De Plancke. Gezelle ook is ten volle aan 't werk voor Biekorf. ‘Elk schijnt te verlangen tegen dat Biekorf uitkomt. Ik weigere al dat ik kan, van werkswegen, onder andere drie voordrachten: Thielt, Iper, Audenaarde, om te beter te kunnen meewerken. - GG. aan Demonie, 17 Oct. '89.’ In de eerste en tweede Voorboodschap staat Gezelle vermeld onder hen die de Voorboodschap uitzenden en ‘gezaamderhand het penmanschap zouden waarnemen.’ De derde Voorboodschap, gejaarteekend den 2n van Kerstmaand, spreekt van den ‘keurraad, waar meester Gezelle zijn hulpe aan toegezeid heeft.’ Seffens na 't ontvangen van die laatste Voorbode, op ‘Sinte Niklaais '89’ schrijft Gezelle naar Demonie hoe zeer hij voldaan is. ‘Ik hebbe eenen langen tijd moeten zitten en smaken aan den gedrukten brief die Biekorf rond zendt, zoodanig valt hij in mijnen zin en staat hij mij aan, onder alle, alle opzichten! Dat is tale, dat is zeggen 't gene men zeggen wilt, daar is de rechte goede weg om te gelukken.’ | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||
De kladde van 't eerste nummer wordt ter verbetering naar Gezelle gezonden. Maar Gezelle wil niet haastig te werk gaan en verlangt nog een tweeden voordruk. ‘Ik hope dat ze den 1n No niet en zullen afdrukken zonder hem nog nen keer te zenden: beter te late en wel als in tijden en kwalijk. - G.G. aan Demonie. 9 December '89.’ Na 't uitkomen van ieder der eerste nummers zendt Gezelle aan Demonie allerlei bemerkingen nopens den druk, de schikking en de gebruikte letters, ja tot de bietjes en blommekes toe die als vulling moesten dienen. Hij duidt ook onderwerpen aan en stoffe die in den Biekorf zouden kunnen of moeten behandeld worden. In Februari '90 schrijft hij: ‘Ik hebbe iets te wege onder hoofdinge: De toogschapra, onder welke ik de zeldzaamheden die hier en daar in Vlanderen te vinden zijn zou beschrijven; hier hebbe ik b.v. mijn keibijle, eenen tomahawk of polas en den Calumet van het Indiaansch stamhoofd Black Eagle enz. Nu en dan ne keer.’ Hij zelve werkt en wroet voor Biekorf. In iedere afleveringe schier staat er iets van zijne hand. Gedichten, opstellen over volksgebruiken en volkszeg, taalwetenschap en geschiedenis, levensbeschrijvingen, beleering en allerlei mingelmaren blijven elkaar volgen: al den tijd dat hij leefde, bleef er bij hem een onuitputbare schat over van zantinge en van zoetigheid. Hierna volgt een wijzer van Gezelle's geboekschap in de tien eerste jaargangen van ons tijdblad, samengebracht door onzen trouwen medewerker J. De Smet. 't Stichten van Biekorf is alzoo 't werk geweest van Demonie onzen eigenlijken eersten stichter, en van Van Robays, dien koenen werker en tweeden stichter na 't vroegtijdig afsterven van Demonie. ‘Zonder dat Gezelle Biekorf's stichter was, toch was hij de ziel ervan, de leidsman en de keurder. Hij was de naam ervan, het leven schier...’Ga naar voetnoot(1) Seraphijn Dequidt, in een | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||
brief van 23n Maart '89 aan Gezelle zelf, vond een beste woord om samenvattenderwijze te zeggen 't gene Gezelle voor ons tijdblad is geweest, te weten: ‘den medevader van Biekorf.’ A. Viaene. | |||||||||||||||||||||||||||
't Gene Guido Gezelle, onder zijnen naam, in de tien eerste jaargangen van Biekorf te boeke stelde.(Er staat een sterretje * vóór de gedichten). | |||||||||||||||||||||||||||
1890
| |||||||||||||||||||||||||||
1891
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
1892
| |||||||||||||||||||||||||||
1893
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
1894
| |||||||||||||||||||||||||||
1895
| |||||||||||||||||||||||||||
1896
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||
1897
| |||||||||||||||||||||||||||
1898
| |||||||||||||||||||||||||||
1899
|
|