Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHemellawerkeGa naar voetnoot(1).Ascéndit in júbilo (Harpzang 46-5). Hemellawerke,
schudt uw vlerke,
scherpt uw voetje en zet uw ooge!
vóór uw varen,
laat uw longerkes
macht vergaren,
tiere-lier-liert, en wikkelt omhooge!
Mijn hemellawerke!
Rijst uit 't plekske,
waar uw bekske,
waar uw kunste uw weunste gaat bouwen!
| |
[pagina 119]
| |
veel te kleene is 't
dààr in den akker,
veel te gemeene is 't,
voor die wilt in 't onmeetbare schouwen!
Mijn hemellawerke!
O ge zoudt gij,
stout en boudGa naar voetnoot(2). gij,
moeten in blinkende wolken nesten!
nader de zonne,
die heuren glans, heur
warme wonne,
vlijtiger op uw lijf zou vesten!
Mijn hemellawerke!
Steekt en remt daar,
zweeft en zwemt daar,
tierelt en tatert, en schettert en orgelt!
roert, bemind daar,
roert, generig en
welgezind daar,
gij die met klanken uw keelke gorgelt!
Mijn hemellawerke!
O bespiedt God,
en geniet God,
boven uw hoofd, en onder uw voeten!
rekt uwen klank uit,
davert,... davert,...
| |
[pagina 120]
| |
slaat uwen dank uit,
waar ge nog hooger God beter kunt groeten!
Mijn hemellawerke!
Bij 't eerste talen,
uit de stalen,
uit de groeizaamheid van uw kooren,
wilt g'u richten,
wilt ge vooruit, en
klanken zichtenGa naar voetnoot(3),
wilt ge booren waar menschen u hooren!
Mijn hemellawerke!
'k hoore u, 'k hoore u,
vogel 'k en stoore u,
'k late uw zwierende vleugelkes waaien,
hier, bij 't prangen
van mijn heimelijk
hertverlangen,
waar ik met u mag Godewaard zwaaien!
Mijn hemellawerke!
Zijt gij verzaad daar,
daalt, en gaat waar
't wekkerend lied was opgestegen!
dankbaar blijve ik,
g'hebt me getroost,... en
lange nog drijve ik
op uw wondere wandelwegen.
Mijn hemellawerke!
Wemellawerke!
Nieuwcappelle. A. Mervillie. |
|