Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
dat de natuurwetenschappen (plant- en dierkunde, aardkunde) daarin stevig kunnen medehelpen. In de plaatsnaamkunde is taalkunde bij verre na niet alles. Men zal b.v. Dudzeele taalkundig verklaren als Dodo's sala, dus zate van den Frank Dodo, maar over de zaak zelf, den oorsprong en reden van bestaan zal het aardkundig onderzoek ons daarbij leeren dat die Frank zich vestigen kon op een plaats die sedert lang van overspoeling vrij gebleven was en aldus de oudste gemeente van 't Brugsche Vrije kon doen ontkiemen. Drie belangwekkende namen zijn: Knokke, Heist en Scarphout (Blankenberge). Taalkundig zijn die namen niet zoo moeilijk, maar eerst dan zijn we bevredigd wanneer de taalkundige beteekenis ons als de natuurlijke beteekenis voorkomt. Knokke vinden we in de XIIIe eeuw (zie de Flou) geschreven als: Knoka, Knocke, Cnoke, Cnocke. We hebben hier wel den plaatsdatief van een oude cnoc, dus: ten knokke, dat is: op het hooger liggend land, op den droogen grond (Mnl. cnoc = hoogere grond oudnoorsch: knjûkr = ronde hoogte). Een mogelijke verwantschap met het Iersch cnoc = heuvel (J. Claerhout) bewijst nog geenszins een Ierschen oorsprong van de plaats. Wat is die hoogere, drooge grond? Mijns inziens kan het niets anders zijn dan de langwerpige zandplaat (alluviaal zand: alq op de geologische kaartGa naar voetnoot(1) die boven bleef bij de jongste zeeinspoelingen (van af IXe of Xe eeuw?) en bezinking van de opperpolderklei (alp2 op de geol. kaart). Toen het omliggend gebied uit slikken en schorren bestond, bleef die zandplaat droogliggend en was ze aldus best geschikt om een handsvol visschers, strandschuimers en polderwinners te herbergen. Vóór de oprichting der parochiën Waaskappelle (Westkapelle), Moerkerke, Lapscheure en Wulpen, had Knokke | |
[pagina 87]
| |
reeds zijn parochiekerk aan Sinte Katelijne gewijdGa naar voetnoot(1). Die zandplaat waarover we spreken wordt door den Gravejansdijk doorsneden. De afstand van dezen dijk tot de kaartgrens der zandplaatGa naar voetnoot(2) is te Knokke 500 m., te Heist 700 m, te Heist-kleine vuurtoren o.m. Het zand bevat Cardium-schelpen, kleiplaten en gerolde Paniselzandsteenen. Heist is de plaats waar de bewoners van het oude Coudekerke een veiliger haardstee vonden. Waar lag het oude Coudekerke? Hoe en wanneer is het verdwenen? Voorzichtjes durven we zeggen: in zee verdwenen ter hoogte van het huidig sas in de XIVe eeuw. Waarschijnlijk bestond toen reeds de wijk Heyst-Heist (heis = struikgewas, klein hout en -t = verzamel-suffix) dat is: plaats waar kreupelhout en struikgewas groeit (kruipwilg, duineroozen, duinedoorns). Evenals Knokke ligt Heist op het alq (alluviaal zand) achter den Gravejansdijk. Toen de wijk ontstond lag zij op droogen grond zuidwaarts op 700 m. afstand van de slikken die door het zeewater uit de Zwijnmonding tweemaal daags overstroomd werden. Scarphout is ook in zee verdwenen. Dit is wel niet zoo rampspoedig gebeurd als de legende vertelt! Reeds rond het einde der XIIIe eeuw gingen de visschers en strandloopers van het oude Scarphout ten blanken berge wonen, dat is bij den blekkenden stuifhil (blekhul te Knokke vgl. Hoogen Blekker te Koksijde)Ga naar voetnoot(3). Vandaar Blankenberge. Wat is Scarphout? Mnl. scarp = scherp en hout = bosch, dichte groeiplaats. Dus: scherp bosch, of beter: plaats waar dicht en scherp struikgewas groeit. We moeten niet verre zoeken: iedereen die de duinen kent, | |
[pagina 88]
| |
weet wat de scherpe duindoornstruiken zijn (Hippophaë rhamnoïdes) met hun najaarsche oranjekleurige bessen! De gaspeldoorn (Ulex europoeus) heeft in de duinen ook dichte groeiplaatsen maar niet zoo uitgestrekt en kenmerkend als de duinedoorn. Daarmee hopen we aan den taalkundigen uitleg van de namen der badplaatsen onzer Oostkust kleur en leven gegeven te hebben: of het nu iedereen bevredigt weet ik niet! Jozef de Langhe. |
|