terij. Het geheele lied is te lang om hier plaats te vinden en daarom geven wij maar de twee volgende ‘klausekens’ ervan:
‘Met dien kwam daer een Capitein,
Die de werelt wou bekleyden,
Vyf hondert goutguldens bood hy voor haer,
Mocht hy ze met hem leyden.’
Maar het meisje sprak:
‘In niemant en heb ik geen lust,
De werelt wil ik verlaten,
Myn ziel is in den Heere gerust,
Gaet wandelen uwer straten.’
.......
Zijt dan al medelijdend! Va te promener, zegt de franschman.
En dat was de eerste keer niet, dat een goed hart afgewezen werd. In de jaren 1400 werd te Brugge een dief door den beul naar den Steenen galg gevoerd. In de Boveriestraat kwamen ze een vrouwmensch tegen, dat seffens met dien jongen gast van 'nen dief wilde trouwen. Kijk, zei de beul, dat is een kansje voor U. De dief bezag de vrouw en dan den beul. Kom, zei hij, nog liever opgeknoopt dan aan zoo'n leelijke vastgeknoopt.
Sedertdien is de compassie uit de wereld.
K.d.F.