Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan de ‘Beerwijte’.GUST kwam om 'nen leesboek en viel aan 't klappen op zijn vader zaliger, Flippe Knockaert, den laatsten handwever van de streke. - Ja-maar, Gust, was 't met de snukpiereGa naar voetnoot(1).? - Nee-neen't, mijnheere, met d'hand! Hij smeet met zijn hand de schietspoele over end'weere. Wat later was 't met de vliegende, maar hij en heeft daar nooit aan gesnukt. - Ja Gust, ik heb ook te Sweveghem nog een weten en zien met d'hand weven. - 't Is nu al met de maksieme, mijnheere, maar vroeger: dat was een arbeid! en ik heb vroeger vader zaliger dikkens op zijn getouwe zien zweeten dat het water van zijn aanzichte liep. Ge moet weten, mijnheere, 't en waren op 't laatste - dat is rond de jaren zeventig - geen handdoekskes meer te weven: 't en waren maar de boeren alleene die nog kwamen om beerwijten. - Om beerwijten? wat was dat? - Beerwijten, mijnheere? Ha! wat zou ik zeggen? Hebt ge dat nooit gezien? Hewel, alzoo groote slaap-lakens om beer op 't land te doen. Dat was tuig, zulle! Echt rauw vlas, en zoo vaste en dichte! Ge mochtet 'nen ketel water in vaders beerwijten laten staan acht dagen lang, daar en was nog geen druppelke, | |
[pagina 39]
| |
ik zegge: geen eentje, der deure gerocht. Maar 't was peerdewerk, en hij heeft het stille geleid. - Hij had gelijk, Gust. Maar hoe, ten bliksems, gerochten ze daarmee op het land? - Ha, mijnheere, ze spanden die wijte over den wagen op twee pertsen die boven de wagenkasse van weerskanten vaste lagen, gelijk 'n groote kaffiezak die in den wagen hing, goten ze vul .....ge weet wel, reden daarmee over 't land en Ko of zijn zuster kletsten den aroom over 't land met een platte schuppe. Dat was beter of de bakken nu, want ze kosten die wijte hoogen en leegen, en Ko en moeste toen zoovele niet stuipen. - Ja, Gust, ha! dat zijn beerwijten! F.D. |
|