| |
| |
| |
Wisselbank
'n Schuimwoordenreeks van Guido Gezelle
‘DAAR zijn tegenwoordig van langs om meer handen bezig in Loquela, 't zij om te zoeken, 't zij om te boeken, bij 't volk; 't zij om met potlood te teekenen, in oude vlaamsche werken; 't zij om 't aldus geteekende uit te schrijven, elk woord afzonderlijk, op zijn blad papier; 't zij om die bladeren dan ABCwijze te leggen en gebruikbaar te maken, waar 't nood doet, enz., enz.
Alzoo is 't dat Loquela veel woorden gevonden heeft, die alderschoonst in 't vlaamsch zeggen, of zeiden, hetgene men, bij gebrek aan beteren voorraad, allengskens in deerlijk onvlaamsch en in afschuwelijke wantale zou gewend worden te hooren en zelve uit te spreken.
Tot het herbekend en mondsgemeen maken dier woorden dient Loquela, en, in Loquela, bezonderlijk de Wisselbank.
Men gelieve te vergelijken 1881, hlfz. 8, 24, 80; 1882, hlfz. 24, 32, 64; en indachtig te blijven dat Loquela, gevraagd zijnde, nadere oorkondschap kan leveren, met boek en bladzijde daarbij, van de woorden die in dezen Wisselbank bekend gemaakt worden.’
Alzoo schreef Guido Gezelle in Loquela, Bamesse 1883, hlfz. 45. En op de hlfz. 46-48, en verder nog hlfz. 54-56, drukt hij een reeks schuimwoorden met de verdietsching er nevens. Er staat nog een kleine Wisselbank 1884, hlfz. 24. Guido Gezelle verzamelde alzoo in die jaren de schuimwoorden uit onze taal, vooral zulke die in 't Westvlaamsch woekeren. Op 't einde van de jaren '80 stond hij ze af aan Jan Craeynest die getuigt in Biekorf 1892, bl. 160 dat het een heele ‘woordenverzamelinge’ was. Jan Craeynest, wiens Schuimwoordenreeks samen met die van Jan Broeckaert in 1887 door de Kon. Vl. Academie be- | |
| |
kroond wasGa naar voetnoot(1), had in die jaren zijn eerste werk geheel overzien, volledigd en hergoten ‘bij zoo verre dat het nieuw gewrocht aan het oude weinig of niet meer en gelijkt. Hierin is ook de woordenverzamelinge, waarvan eerw. heer Gezelle mij welwillend den eigendom afstond, grootelijks
te stade gekomen.’
't Is die woordenverzamelinge van Guido Gezelle die hier nu wordt bekend gemaakt en uitgegeven. Ze bestaat uit vele honderden briefkes, schroo'n en knippelingen, blaadjes papier zeer verschillend van oorsprong, kleur en dikte maar al van gelijke grootte: ‘dit is de geijkte hoegrootheid mijner papierlingen’ placht Guido Gezelle te zeggen (volgens een geschreven aanteekening van J. Craeynest) en hij hield aan die hoegrootheid. J. Craeynest heeft Gezelle's briefkes tusschen zijn eigene duizende blaadjes geschoven en Gezelle's aanteekeningen overzien, aangevuld en verbeterd naar zijn eigene opvatting en werkwijze, maar in gedurig overleg met den Meester. G. Gezelle heeft ook 't eigen werk van J. Craeynest overzien en hier en daar, nu eens met de penne, dan met potlood, een woord bijgevoegd, of uitgevaagd, of de woorden van her geschikt. Onze uitgave hier en gaat over dat bijwerk van Gezelle op de blaadjes van Jan Craeynest niet.
| |
| |
We nemen uit het volledige Schuimwoordenboek van Jan Craeynest alleenlijk die papierlingen die Gezelle's verzamelinge uitmaakten, te weten: zulke waarop de Meester eigenhandig 't schuimwoord en de verdietschingen boekte, en ook nog zulke waarop zijn Kortrijksche secretaresse, juffrouwe Cordelia Van de Wiele, het schuimwoordGa naar voetnoot(1) schreef en waarbij Gezelle dan zelf de goede verdietschingen stelde. In dit laatste geval laten we 't schuimwoord in cursieve letter drukken. Niet om taalkundig gekeur, maar volgens 't opzet zelf van deze uitgave, en laten we niet gelden hetgene Jan Craeynest, een meester in de taal-geleerdheid, aan Gezelle's briefkes veranderde: we geven ABCwijze 't gene Guido Gezelle eigenhandig schreef ook als het naderhand door J. Craeynest uitgevaagd is, en den bijvoeg van J. Craeynest laten we achterwege. Alzoo hopen we nalings de oorspronkelijke woordenverzamelinge van Guido Gezelle te herstellen.
In het boven aangehaalde uit Loquela zegt Gezelle dat hij ‘nadere oorkondschap kan leveren, met boek en bladzijde daarbij, van de woorden die in dezen Wisselbank bekend gemaakt worden.’ Op sommige van zijne briefkes hier staat de oorkondschap of bronne er bij, boek en bladzijde, of anders nog de vermelding: volksw[oord]. Meestendeels toch staan de verdietschingen zonder oorkondschap bij 't schuimwoord geschikt, 't zij dat Gezelle de bronne nog moest naspeuren voor verdietschingen die hij alzoo gaandeweg bij een schuimwoord stelde, 't zij dat de oorkondschap hem bij der hand lag in zijn andere Vlaamsche woordenverzamelingen.
Of nu 't Vlaamsch, dat Gezelle hier tegen de schuimwoorden wisselt, altijd even gangbaar is, dat en willen we niet houden staan; ten andere Gezelle zelf liet Jan Craeynest verscheidene van zijne eerste verdiet- | |
| |
schingen uitvagen die toch in deze uitgave hier behouden worden. Doch het uitgeven van die verzameling en kan maar de kennis varvoordeeligen over de bedrijvigheid en de werkwijze van Guido Gezelle in die jaren 1882-90, die bloeiende jaren van, zooals A. Walgrave hem zoowel wist te noemen, den dichterlijken taalspeurder.
A. Viaene.
| |
A.
Abimeeren. Bederven, vermooschen, vermoezen, verdoen, vermoorden (volksw.). |
Abominatie. Vervloekelijkheid, smeelijkheid, smadelijkheid, afgrijzelijkheid, schanddaad, gruweldaad, wandaad. |
Abonneeren. Inteekenen op, trekken (volksw.). - Ik ben geabonneerd op Loquela = ik trekke Loquela. |
Ab ovo. Van einde aan. |
A carreaux. Getafeld, geperkt (volksw.), getiggeld. |
Akkebilien (De Bo). Lappen en leesten. Haspen en spillen (volksw.). |
Accomodant. Gevoegzaam, gedoevig (De Bo). |
Accosteeren. Aan boord varen, aanvaren, aangaan. |
Acquitteeren. 1. Vrij kennen, vrij spreken. 2. Voldaan teekenen, afteekenen, doodteekenen. |
Adjudicatie. Inwijzinge, verblijf, toevonnis, toeslag (volksw.). |
Admiraal. Zeevoogd. |
Adret. Handvaardig. |
Affiniteit. 1. Zwagerschap. 2. Gadelijkheid (scheikunde). |
Affront. Misgroet. - In affronten komen = in schande komen. |
Affronteeren. Misgroeten (Lev. v.P. Vervisch. I, 45). - Hij hield hem voor geaffronteerd = hij hield hem voor misdaan. |
Afspioenen, afspioneeren. Afletten, afspichten (Loq.), afneuzen, afneuzelen (De Bo), afgetten. |
Agaceeren. Terren, knijzen, knarzeren. |
Ajusteeren. Gevoegen, opschachten, opzetten. |
A la hausse. Bij den opslag. |
| |
| |
Alcohol. Brandgeest. - Brandgeestderver, brangeestslijter. Branden = stoken, vandaar: brandewijn. |
Alcove. Buize, overwelfsel. |
Allegeeren. Voortbrengen (Cost. v. Gent. 193). |
Alluvie. Aanwerp, aanworp, aanswansel (volksw.) |
Al passant. [Op den wagen. In 't voorbijgaan]. |
Amadou. Waas, baanst. |
Amortiseeren. 1. Blusschen, uitblusschen, dempen, uitdelgen. - 2. Opleggen, uitwisschen. |
Amunitie. Toevoer. |
Analyseeren. 1. Ontstukken (Oudemans), ontletten, ontheelen, ontleden. - 2. Ontbinden, oplossen, scheiden. |
Anatomie. Ontheelkunst (Keuremenne, IV, 8), ontleedkunde (Kr[amers]). |
Angelus. Beê (De Bo). |
Annonceeren. Boodschappen, aanboodschappen, aanzeggen, aandienen (volksw.). |
Annuiteit. Jaarkroos. |
Annulatie. Delginge, dempinge. |
Anturelijk. Zie: Natuurlijk. |
A pari, au pair. Ten vollen gelde (Cost. v. Gent, 245). |
Apark, à part. 1. Verscheên, afzonderlijk, op zijn eigen, ter zijde. - 2. Alleen, enkel-ende-een, elk alleen. |
A peu près. Albij, haast, schier, nalings (Hs. jaren 1300, Kortrijk). |
Apoplexie. Hersenslag (De Bo), bloedslag, hand Gods (volksw.). |
Apostaat. Afgewekene, geloofsverzaker. |
Apparent. Schijnelijk, schijnbaar, waarschijnelijk. |
Appassement. Hermte (Schuermans). |
Appeleeren. Versteken (De Bo). |
Approbeeren. Goed vinden. |
Arbiter. Goeman (J. De Brune), zoensman, scheidsman, zegsman, kiesman (Kil.), zegman. |
Arbitrage. 1. Goemanschap (Jan De Brune), zegmanschap, kiesmanschap. - 2. Goeddunken. |
Arm en bagage (met -). Met top en teil, met tuit en vlerke. |
Armoirie. Schildteeken, wapenbeeld, wapenschild. |
| |
| |
Arresteeren. Aanhouden, bezetten (Cost. v. Gent, 23). bezaten (P. Poirters), vatten, houden, knippen. |
Arriveeren. Toekomen, aanlanden, haven, binnenkomen, binnenvaren, geraken (volksw.). |
Article, articulatie. Loke (De Bo; Loq.). |
Aspireeren. Aanblazen. |
Associé. Geman (volksw.). |
Assorteeren. Tieren (Loq). |
Assortiment. 1. Keuze (volksw.). - 2. Gang, stel, spel (bv. van lepels en vorken). |
Athmospheer. Ommelocht (volksw.). |
Attachement. Verknochtheid, aanhechtigheid. |
Autaar. Wijstede, wijbedde. |
Auteur. Vader, oorzaker, vinder. |
Authoriteit. Gezag, ontzicht, ontzag, ontzichtlijkheid. |
Avanceeren. Vertieren, b.v. wij en vertierden geen mijle met ons schip binst heel dien dag. |
Avarie. Zeeschade, wrak. |
('t Vervolgt).
|
-
voetnoot(1)
- G. Gezelle was de eerste verslaggever voor dien wedstrijd in Taalzuivering (Verslagen K.V.A. 1887, bl. 246-250; 283). De Academie besloot de twee bekroonde reeksen te versmelten en uit te geven doch G. Gezelle moest ze eerst overzien, verbeteren en volledigen (aldaar, 1888, bl. 94). J. Craeynest, toen leeraar in Sint Lodewijks te Brugge, werkte ondertusschen op zijn eentje voort. In den Biekorf van Mei 1892, bl. 160, zegt hij dat hij aan de uitgave van zijn nieuw Schuimwoordenboek ‘tusschen hier en weinige weken zou beginnen.’ Maar eenige weken later (12 Oogst) werd hij onderpastoor te Moeskroen en de uitgave van 't werk werd en bleef uitgesteld. Bij zijn dood (23 April 1929) ging zjjn Schuimwoordenboek in-briefkes, door de zorgen van E.H.L. De Wolf z.g., over aan 't Berek van Biekorf. - Vgl. daarover: P. Allossery. Kanonik Adolf Duclos, in Annales de la Soc. d'Emulation de Bruges. Dl. 71 (1929), bl. 195.
-
voetnoot(1)
- En daarbij soms een uitdrukking waarin het schuimwoord voortkomt.
|