Guido Gezelle
maakte te Kortrijk zooveel dichtjes om plezier te doen aan de menschen: 't was de ‘milddadige dichter’. Iemand had hem gevraagd een dichtje te maken voor een bruiloft, maar Gezelle moest de namen weten; en 's anderendaags kreeg hij 't volgende briefke ('t diende dan voor papierling en de naam van onder, als er een opstond, is afgesneden):
‘Mr Onderpastoor. De naamen voor het dichtjen waarvan ik U gisteren gesproken heb zijn Marie en Gustave en geliefd zoo goed te zijn het te maaken dat het nog al toesant is’.