Biekorf. Jaargang 35
(1929)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 339]
| |
en ik dank van ver de bie!
Inlandsch zeem zal ik het noemen,
hier gewonnen, hier gemaakt,
dat naar eigen Vlaamsche bloemen
en naar eigen luchten smaakt;
zeem dat vroom is, zeem dat zoet is,
sterkte en blijheid in ons stort
en een zuivering voor 't bloed is
als het bloed min eigen wordt.
En dit zeem, zoo Vlaamsch van smake -
uw' gedachten - offert gij
in een vaatwerk - in een sprake -
uit grondeigen Vlaamsche klei;
vaatwerk waar de moederaarde
met een' rijken glans in blinkt
en een klank, die nooit ontaardde,
onder elken maatslag klinkt;
vaatwerk waarin kleuren spelen,
tinten van ons akkerland
en sieraden, taaljuweelen
uit ons volk staan in gebrand...
Als ik 't zeem van biënbenden,
biën met een grooten naam,
die geen zeem naar ‘Biekorf’ zenden
uit bezorgdheid voor hun' faam,
proeve, en zoeke naar het fijne
dat dit nieuwe zeem bevat,
zeg ik: 'k Heb veel liever 't zijne,
't is veel beter zeem dan dat!...
Neen, het zeem van vele ronkers
is geen zuiver Vlaamsch gewas
en het vaatwerk van die pronkers
is een broos en klankloos glas!
Wel beweren vele ‘smekkers’
dat het zeem en 't glas dáárrond
nieuwe zijn, iets aardigs, lekkers
voor een fijngebekten mond!...
Ik geloof ze niet, Eerweerde,
't zijn veel' ‘snobs’ bij al die liên!...
| |
[pagina 340]
| |
Blijf uit eigen bloem en eerde
voort ons zeem en vaatwerk biên
en, al waart gij in hun ooge
geen ‘merveille’ met uwe pen,
wij, Mervillie, stellen hooge,
hooger U dan veel' van hen!
Jos. Van den Berghe. |
|