Biekorf. Jaargang 35
(1929)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
in een grooten zeeslag handgemeen geraakt, op 31 mei 1916. Beide vloten waren uit op denzelfden tijd en vaarden naar elkaar toe, zonder dat de eene van de andere wist. Ze zouden misschien langs elkander heengevaren zijn, zonder iets opgemerkt te hebben, was niet toevallig een der torpedobooten van de linksche zijdelijke dekking dar Duitsche voorwacht zijwaarts naar een handelsschip uitgestuurd geworden om de lading ervan na te zien. Deze torpedoboot zag heel in de verte de talrijke rookwolken der Engelsche voorwachtschepen. Het was toen 2 uur 28 na den middag. De Duitsche voorwacht stoomde er heen. De Engelschen hadden weldra de Duitschers in 't oog en naderden om het even. Eerst geraakten torpedobooten en kleine kruisers aan den slag, maar deze braken het gevecht af en trokken terug van zoohaast de zes Engelsche slagkruisers van Beatty en de vijf Duitsche van von Hipper afkwamen. De Duitschers draaiden naar het zuiden om de Engelschen op hunne vloot te lokken welke toen nog 90 km. van het slagveld verwijderd was; om 3 uur 48 begonnen ze het vuur op 15.000 m.; de afstand werd weldra 11.300 m. en steeg daarna evensnel tot 18000 m. De Engelschen stelden zich buiten het be reik van het Duitsche vuur dat hun twee hunner slagkruisers Indefatigable en Queen Mary gekost had. Het was toen 4 uur 45. Vier snelle Engelsche pantserschepen der Queen Elisabeth-klasse kwamen toen op en hunne granaten van 38 cm. mieken het de Duitsche slagkruisers lastig; doch weldra verscheen op het slagveld het derde Duitsche smaldeel, bestaande uit de vier pantserschepen der Koenig-klasse. De Engelsche schepen trokken dan terug, en dank hunne grootere snelheid bleven ze weldra buiten bereik. De Duitschers waren op het punt de vervolging op te geven, toen talrijke Engelsche pantserschepen gemeld werden, die den Duitschen kleinen kruiser | |
[pagina 299]
| |
Wiesbaden buiten gevecht brachten. De Duitsche slagkruiser Laetzow was zoo deerlijk gehavend dat hij het slaggebied moest verlaten. De Duitsche vloot ontplooide zich dan in de richting van de Engelsche om den vollen strijd aan te gaan. Ze wist nog niet dat ze héél de vijandelijke vloot vóór haar had, daar de zichtbaarheid erg te wenschen overliet. De Duitsche schepen konden nog den slagkruiser Invincible en twee groote en een kleinen kruiser in de lucht jagen. Toen echter de Duitsche opperbevelhebber, Scheer, overal om zich de losbrandingen van het vijandelijk geschut zag, en zijne slagkruisers van drie kanten beschoten werden, deed hij al zijne schepen rechtsomkeer maken om 6 uur 35. Deze beweging lukte prachtig, en werd gedekt door de torpedobooten die eenen gordel kunstmatigen mist voor de vloot spanden, terwijl enkele onder hen den vijand met torpedos bestookten. Zelfs nog op dezen stond dacht Scheer niet dat hij heel de Engelsche vloot voorhanden had; daar geen vijand hem volgde, deed hij om 6 uur 55 wederom rechtsomkeer maken aan al zijne schepen, en stoomde opnieuw den vijand te gemoet om hem een gevoeligen slag toe te brengen en hem te beletten zijne vloot dan verder te vervolgen, ook om 's vijands terugweg af te snijden, en in de hoop mede op deze wijze den kleinen kruiser Wiesbaden ter hulp te komen. Toen de Duitsche vloot alweer op het slagveld kwam botste haar voorwacht op het midden der Engelsche lijn. Ze werd van drie kanten beschoten. Scheer zat ten volle in den ‘Wurstkessel’, en om aan een volledige vernieling te ontsnappen deed hij voor de derde maal om 7 uur 12, al zijn slagschepen rechtsomkeer maken. Om 7 uur 13 gaf hij bevel aan zijn vier slagkruisers om samen met de torpedobooten op den vijand los te stormen, ten einde den terugtocht te dekken. De torpedobooten moesten ook trachten de bemanning der Wiesbaden te redden wat echter niet gelukte. | |
[pagina 300]
| |
De vier Duitsche slagkruisers stevenden recht op het midden der vijandelijke schepen. Terwijl ze zoo recht naar hunne dood liepen, viel de eene zware lading na de andere op hen neer. De vier slagkruisers vormden een prachtig doel voor den vijand. De Derfflinger die voorop vaarde werd leelijk gehavend, twee granaten van 38 cm. deden achtereenvolgens de twee achterste pantsertorens van het zwaar geschut springen. Groote vlammen schoten eruit omhoog. Dank zij de genomen voorzorgen brandde de daar opgestapelde schietvoorraad wel, maar ontplofte niet, anders ware heel het schip in de lucht gevlogen. Een zware granaat ontplofte tegen den wand van het blokhuis waar de geschutsbevelhebber zich bevond, maar de 35 cm.-dikke pantser weerstond; geen enkel richttuig van het geschut werd vernield, maar de verbinding met den waarnemer in den voormast was onderbroken. De verbinding van den algemeenen richter met den tweeden pantsertoren werd insgelijks afgesneden. De geschutsofficier kon enkel nog den eersten pantsertoren richten; de tweede schoot onafhankelijk. De afstand van den vijand was van 12.000 m. op 8.000 m. gekomen, toen om 7 uur 18 het bevel kwam op de vijandelijke voorwacht aan te stormen. Op dezen stond vaarden de slagkruisers gelijkloopend met de vijandelijke linie; ze trokken terug, terwijl de torpedobooten aanvielen. Toen deze naderden, stevende de Engelsche vloot in allerijl weg. Om 7 uur 39 zag de Derfflinger geen enkel vijandelijk schip meer. Rond 8 uur was men meester van den brand aan boord, en waren de lekgaten gestopt. De voorraadkamers van het geschut die in brand stonden, werden onder water gezet. De Derfflinger was door twintig granaten van 38 cm. getroffen en ook door een groot aantal granaten van minder kaliber. Op de drie andere slagkruisers was ook brand uitgebroken. De Seydlitz lag er het slechtst aan toe, zijn voorsteven zat diep in het waterGa naar voetnoot(1) | |
[pagina 301]
| |
Ondertusschen was de Duitsche vloot afgezakt naar hare havens; binst den nacht ontsnapte ze verder aan eenen nieuwen aanval van zes engelsche slagkruisers, en verloor nog het oude slagschip Pommern dat door een torpedo in de lucht gejaagd werd, alsook een lichten kruiser. De duitsche torpedobooten die de Engelsche vloot vervolgden vonden haar niet meer, daar ze verscheiden malen van richting veranderd was, om aan hunne nasporing te ontkomen. De Engelsche verliezen beliepen driemaal zooveel als de Duitsche. Had de Engelsche vloot zich niet teruggetrokken voor het gevaar dat van de Duitsche torpedobooten dreigde, ze had een beslissende zegepraal behaald. De Duitsche vloot ontsnapte aan een volle vernieling dank aan hare groote beweegbaarheid, waardoor ze tot driemaal toe zonder overlast een der moeilijkste bewegingen (rechtsomkeer voor alle schepen ineens) kon uitvoeren. De Engelsche vloot was te talrijk om goed beweegbaar te zijn; gedurende heel het gevecht lag ze op één linie ontplooid, en zoo bood ze een prachtig doel aan de torpedos. De Engelsche opperbevelhebber Jellicoe, heeft zich binst het gevecht geen juist gedacht kunnen vormen van de plaats waar de vijand zich bevond. De zeeslag (van 3 uur 48 tot 7 uur 30) greep plaats in den zuidwesthoek die gevormd wordt door de snijding van de middaglijn van 6o Oost van Greenwich op den breedtecirkel van 57o Noord, in de omgeving van de plaats die op de zeekaarten aangeteekend staat als Little Fisher Bank. Om ons een gedacht te geven van de talrijke bewegingen der Duitsche vloot binst het gevecht, ziehier de richtingen waarin de Duitsche slagkruisers | |
[pagina 302]
| |
binst den strijd gevaren hebben: tot 2 uur 28 naar het Noorden; tot 3 uur 22 naar het Westen; dan tot 3 uur 33 naar het Noorden; naar het Zuiden tot 4 uur 53, daarna gedurige verandering van richting tot 9 uur 20; tot 9 uur 45 naar het Westen, en eindelijk naar het Zuiden voor het overige van den dag. D.S.
Over dit alles zie: Mémoires de t'Amiral Scheer, Paris, Payot 1924. blzn. 28-32, en 177-219. - G. von Hase. La Bataille du Jutland vue du ‘Derfflinger’, Paris, Payot, 1922, blzn. 63-138. (Dit boek geeft de indrukken weer van het gevecht aan boord van den grooten Duitschen slagkruiser. Het lezen ervan loont de moeite). - Jellicoe de Scapa. La Grande Flotte, 1914-1916. Paris, Payot, 1921, blzn. 218-285. |
|