Biekorf. Jaargang 35
(1929)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
poleon opdat hij hunne stad in plaats van Veurne aan het hoofd zou stellen van het tweede arrondissement van het Leyedepartement. Tot reden gaven zij aan dat er in hunne stad meer openbare gebouwen waren die konden dienen voor de openbare besturen: hunne stad lag in het midden van het arrondissement en had talrijker en betere verbindingen; ook was zij versterkt, wat bij een engelschen inval van groot nut kon wezen voor het redden der papieren van het bestuur. Napoleon liet het smeekschrift aan den minister van binnenlandsche zaken zenden op 21n oogst 1804Ga naar voetnoot(1). Portalis, die dezen laatste verving zond het op 12 vendémiaire XIII (4n october 1804) aan den prefect te Brugge en vroeg er het gedacht over van den onderprefect van Veurne. Deze laatste bracht daartegen een lang verslag uit. Men hoefde enkel de kaart na te zien om zich te overtuigen dat Veurne wel in het midden van het arrondissement ligt. Er waren aldaar meer inwoners dan te Nieupoort. Openbare gebouwen schoten er niet te kort; in het stadhuis zetelden: het gemeentebestuur, de onderprefectuur, de vrederechter en de rechtbank van eersten aanleg. Het gebouw der kastelnij werd nu verpacht, maar kon altijd voor de openbare diensten benuttigd worden indien het noodig bleek. Alle andere diensten: belastingen, domeinen, notarissen waren er vereenigd. De stad was een handelscenter voor heel de streek, de oude kastelnij had voor goede land- en waterwegen gezorgd die er allen samenliepen. Ook was de stad altijd het middenpunt van het bestuur en van het leven der streek geweest. Terwijl Nieupoort enkel over haar stadsgebied en over Lombartzijde heerschte. Wat de versterkingen betreft, er is ook | |
[pagina 269]
| |
geen gevaar voor engelschen inval of voor belegering. En binst den laatsten franschen inval in 1791 en 1793-94, had het plaatselijk bestuur van Veurne, al zijne stukken in zekerheid gebracht op het stadhuis te Gent. De prefect zond dit afkeurend verslag op naar den minister van binnenlandsche zaken, die op 29 frimaire XIII (20n december 1804) antwoordde dat de Keizer zich nu niet wilde bezighouden met veranderingen in de hoofdplaatsen van arrondissementen of departementen. Van deze vraag van Nieupoort is later nooit iets terecht gekomen. Staatsarchief Brugge, Archives Modernes, 3e série, liasses nr 1204. | |
II.
| |
[pagina 270]
| |
poort kon geen district bekomen omdat het tusschen Oostende en Veurne lag, die beiden beter gelegen waren. Het gebied voorgesteld door het stedelijk bestuur van Nieupoort zou enkel 10,000 inwoners tellen. De vraag zelf was onwettig, daar volgens de wet van 28 pluviose VIII, geen enkele stad afgevaardigden naar het hoofd van het land mocht zenden, zonder dat de gemeenteraad daarover beslist had in buitengewone vergadering. Om zulke vergadering bijeen te roepen moest de gouverneur zijne goedkeuring geven. Zoo was het niet toegegaan. De Gedeputeerde Staten waren de zaak enkel te weet geworden door de dagbladen. Ook wisten ze dat er geld opgehaald was te Nieupoort om de reis van de afgevaardigden te bekostigen. De Gedeputeerde Staten vroegen aan den Minister dat hij aan den koning zou voorstellen, geen gevolg aan deze vraag te geven. Toen in 1818 de districten ingericht werden, was Nieupoort niet bij de hoofdplaatsen. Staatsarchief Brugge, Arch. Mod. liasses, 3e série nr 1220. J.D.S. |
|