Om te weten wat Vlaamsch is.
Geren schermen de Degelijken met hetgene men noemen mag taalgewoonte, den ‘usus’. Sic volet usus... penes quem et ius et norma loquendi. Zoo, zeggen zij, waar in het Vlaamsch de taalgewoonte verandert, waar er de taalgewoonte wat nieuws' wilt, nog was het wat vreemd's, nog was het ook fransch, dan wordt daar dit nieuwe vanzelfs al nieuw vlaamsch... immers uit recht van gewoonte. Wij, wij antwoorden: goed; maar... maar wanneer gewordt 'n gewoonte? Dààr is 't dat 't hem houdt! Voor die Heeren Degelijken is 'n gewoonte: elke schielijke gril, hoe onbezonnen daarbij verwekt of gevolgd door enkele liên, immers die erdoor bij den hoop willen uitsteken. Doch dat is geen gewoonte: dewijl zulks even geschiedt... rechts en alleen om nièt te doen als naar de gewoonte. De gewoonte is 't gemeenzame werk, onaandachtig ttz vanzelfs-lijk gepleegd en herhaald door de veelheid, dus lange en alom... door het volk. De ‘usus penes quem et ius et norma loquendi’ is de tale van 't volk: beschaafd wel door een-zijner besten; maar niet: veronschameld door 't moeien van 'n taalpijt den eersten den gereedsten.