sponden vol kunnen ‘weven’, al zeggende en herzeggende: ‘'t Vlaamsch moet er zijn... maar ook 't Fransch; want wis het Fransch moet er ook zijn... doch niet zonder 't Vlaamsch!...’ en die dan ons taalgestrijd ineens effenwillen met erbij te voegen: ‘laat onze lieden voornaam doen nl. in 't Fransch wanneer het hun schijnt dat dit best gaat, maar leert het hun ook in 't Vlaamsch en nog beter, en ze zullen 't niet meer doen in het Fransch’. Hierop, telkens, volgt dan vaneigen een uitval tegen gewestspraak, ttz. tegen dat ‘onhebbelijk samenraapsel van alles wat grof is, van alles wat 'n [wel-?]opgevoed man verlaagt,... gescheld en verwijt, enz...’. - Maar Rylotje toch, verwar'-je niet man? Is dit wel gewestspraak, of is het alleen een slecht gebruik van gewestspraak? G. Gezelle miek er een goed gebruik van: hij vervoornaamde haarzelf! Was dan bij hem die gewestspraak ook zoo onhebbelijk?... En wanneer onze menschen nu niet zoeken ‘voornaam te doen’, wanneer ze liever als echte Vlamingen eenvoudig doen, oprecht, gemoedelijk-guitig en roerende-hertelijk, vlaamsch al ha, welke taal dan geleerd, zegt? Een opgeblazen ijdele taal als de Uwe, eene van al ronkende zinnen met schoolgeur erom, àl geklutter en klinkklank opgeraapt uit bladen en herberggetater,... of den volkseigen zang, zoo warm zoo zwierig zoo rijke, zoo zoete voor die hem smaken kan, en voor die schavende-weg hem leert machtig te worden.?
B. v., hier een woord als tegenhooren! Is dat een ‘onhebbelijk’ woord, een ‘ongesnoekt’ woord, een woord om te laten voor ‘franschzieke mokken (!)’? Neen 't? Of is 't een woord dat ‘voornaam’ kan gebezigd worden? Ja 't? Maar 't en staat in het woordenboek niet! 't Is een gewestwoord! En dus?... - Weet'-je wat, weef'-gij daaraan-maar zoolang als ge wilt. Wij, voor ons, we aanzien het als goed, en als prachtig.
T. Raepaert.