Biekorf. Jaargang 35
(1929)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Lichaam van den Glz. Idesbald door de aartshertogin Isabella ten Duine vereerd anno 1625IN Oogstmaand 1625 bezocht de aartshertogin Isabella Clara Eugenia de Duinenabdij en vereerde er de relieken van den glz. Idesbald: die gebeurtenis is uit de plaatselijke geschiedboeken algemeen bekend. De Duinheer Nivardus van Hove, in zijn levensbeschrijving van den Gelukzalige, laat verstaan dat de aartshertogin de reis naar West-Vlaanderen ondernam uitsluitend om het weergevonden lichaam te vereerenGa naar voetnoot3). Ook de achtiendeeuwsche geschiedschrijver P. Faulconnier van Duinkerke begrijpt de beteekenis niet van het vorstelijk bezoek aan zijn stad in 1625 en meent dat het enkel een toevallig oponthoud was na de bedevaart ten DuineGa naar voetnoot4). De werkelijkheid is echter geheel anders. | |
[pagina 208]
| |
In 1625 verbleef de aartshertogin bijna drie maanden te Duinkerke: van den 13 Oogst tot den 6 November. Een zaak van groot staatkundig belang hield haar aldaar bezig, namelijk: het herinrichten van de Admiraliteit der Spaansche Nederlanden tegen de aangroeiende vlootmacht van de Hollandsche RepubliekGa naar voetnoot(1). De aartshertogin vertrok met haar talrijk gevolg uit Brussel den 7 Oogst, reisde over Gent, Brugge, Oostende en bereikte Nieuwpoort den 12 Oogst. De abt van Duinen, die met zijn monniken op den BogaerdeGa naar voetnoot(2) woonde, vernam ondertusschen dat de aartshertogin, die geen klooster noch heiligdom in hare gouwen onbezocht liet, in 't voorbijgaan zijn abdij zou bezoeken. De kostbaarste schat die aan de vrome vorstin ter vereering kon voorgehouden worden was het lichaam van den glz. Idesbald dat twee jaar te voren in de puinen der oude abdij weergevonden was en nu ten Bogaerde bewaard werdGa naar voetnoot(3). Aanstonds werd de hand aan 't werk geslagen. Den 11 Oogst werd de looden kist geopend en gereinigd, het lichaam gewasschen en in een nieuwe witte Cistercienserpij en zwarten keuvel gestoken. De abt zelf met zijn prior, supprior en aen monnik Carolus de Visch volbrachten dit kiesche werkGa naar voetnoot(4). Den 13 Oogst vertrok de aartshertogin uit | |
[pagina 209]
| |
Nieuwpoort naar Duinkerke langs den Bogaerde om. Hier woonde zij om elf uur de H. Mis bij. De abt Bernard Campmans toonde daarna aan de vorstin en haar hoog gevolg het lichaam van den Gelukzalige en schonk haar als reliek een mouw van den ouden zwarten keuvelGa naar voetnoot(1). Over den toestand van het lichaam zijn ons talrijke bizonderheden bekend uit de kerkelijke herkenningsakte van 1624Ga naar voetnoot(2). Er wordt echter niet in vermeld dat het vleesch verteerd was; de nadruk wordt gelegd op de wonderbare buigzaamheid van den hals en de ledematen. Nivardus van Hove steunt er ook meest op dat de ledematen ‘slap en t'eenemael geboogzaem’ waren; voor 't overige bepaalt hij zich bij algemeene bewoordingen: dat het lichaam ‘geheel en onbedorven’ wasGa naar voetnoot(3). In de akte opgesteld bij de nieuwe kerkelijke herkenning door Mgr. van Susteren den 15 October 1726 werd - voor zoover tot nu toe bekend was - voor de eerste maal uitdrukkelijk vermeld dat het vleesch verteerd was maar het gebeente met een zwarte, kneedbare stof overtrokken bleefGa naar voetnoot(4). Uit het dagboek van Philippe Chifflet, hofkapelaan der aartshertogin, die bij de vereering den 13 Oogst 1625 tegenwoordig was, blijkt dat toen ook reeds het vleesch verteerd was. Ziehier wat onze zakelijke zegsman en ooggetuige daarover aanteekent: Après la messe, on montra un corps que l'on tient estre d'un S. Idesbaldus Abbé de ce lieu là, qui vivoit il y a quatre cent ans, lequel a esté trouvé dans | |
[pagina 210]
| |
un coffre de plomb avec la chair et les entrailles sans estre aucunement intéressé, sinon au nez qui a esté rompu en desséchant le corps. Il est tout noir et retiré comme celuy d'une mommie hormis qu'une mommie estant putréfiée [lezen: pétrifiée], celle-ci est asseurément mol et flexible selon que je lay recogneu en la maniantGa naar voetnoot(1). Bij het gevolg van de aartshertogin waren: de veldoverste markies Ambrosio Spinola; de kardinaal Alonso de La Cueva, gezant van den Spaanschen koning bij het hof te Brussel; de groot-aalmoezenier Franciscus de Rye, bisschop van Caesarea; talrijke edelen en hovelingen, verscheidene eerekapelanen waaronder Philippe ChiffletGa naar voetnoot(2). Onder hen bevond zich ook pater Mathias Pauli, prior der Augustijner Eremijten te Brugge, die zich waarschijnlijk van uit zijn stad bij het doortrekkende gevolg der aartshertogin aangesloten hadGa naar voetnoot(3). Twee oude afbeeldingen van dit gedenkwaardig bezoek zijn bewaard gebleven: een gravure en een schilderij. Een kopergravure van B. Picard (1673-1733) is in 's Rijks Prentenkabinet te Brussel bewaard. Zij lag ten toon in de benedenzaal van de Koninklijke Bibliotheek in den zomer 1926, toen aldaar de tweede geschiedkundige tentoonstelling gehouden werd over: België onder de Spaansche Habsburgers (Cataloog bl. 19-20). In 't koor van de kerk zijn Isabella en haar gevolg in bewonderende vereering geschaard om het lichaam | |
[pagina 211]
| |
van den Gelukzalige. Onder de afbeelding is de volgende uitleg gegraveerdGa naar voetnoot(1): ‘Le corps du B. Idesbalde est trouvé intact 457 ans après sa mort; l'année suivante (1625) il est exposé au milieu du choeur de l'Eglise des Bogards en présence de l'Infante Isabelle, du marquis de Spinola et d'une cour nombreuse. Le Cardinal de la Cueva et l'internonce de Bruxelles, archevêque de Césarée, font remarquer à la princesse la flexibilité du S. Corps’. Niet de internuntius maar wel de groot-aalmoezenier van 't Hof Franciscus de Rye, bisschop van Caesarea, was bij dit bezoek tegenwoordig. De internuntius bij het Hof te Brussel, Giovanni Francesco Guidi del Bagno, aartsbisschop van PatrasGa naar voetnoot(2), was toen te Parijs. Eerst den 11 October ging hij de aartshertogin te Duinkerke vervoegen. Den 20 October ging hij afzonderlijk naar den Bogaerde. De looden lijkkist van den glz. Idesbald was toen reeds, wegens den grooten toeloop van volk, weer gesloten. De internuntius zag dus het lichaam niet. Na het noenmaal toonde de abt aan den prelaat een oud handschrift waarin het leven en de begrafenis van den Gelukzalige beschreven waren. Daarna ging de abt met zijn hooge gast uit op konijnenjacht in de duinen: in 't voorbijgaan bezochten ze de puinen van de verwoeste abdij en de oude grafstede van den GelukzaligeGa naar voetnoot(3). Op de gravure heeft de teekenaar, met artistieke vrijheid en tot meerderen Juister van de voorstelling, den internuntius doen deelnemen aan het gezamenlijk bezoek met de aartshertogin den 13 Oogst. De schilderij (ongeveer 70 ß 60 cm.) hangt in de groote spreekkamer van het Brugsche Seminarie. Kan. Duclos vermeldt ze in zijn Bruges. Histoire et Sou- | |
[pagina 212]
| |
venirs (Brugge 1913) op bl. 538. De datum 1650, voor dit naamlooze werk aldaar opgegeven, is een betrouwbare gissing van den bevoegden kunstkenner. Doch een blijkbare vergissing is de opgave van het onderwerp der schilderij: ‘de ontgraving van het lichaam van den glz. Idesbald in 't bijzijn van Albrecht en Isabella’. De aartshertog stierf immers in 1621; het lichaam werd eerst in 1623 ontdektGa naar voetnoot(1). De schilderij stelt voor het bezoek van de aartshertogin ten Bogaerde den 13 Oogst 1625. De knielende vorstin draagt hare gewone weduwdracht: het kloosterkleed van Sint Franciscus. De rijk uitgedoste generaal die aan hare rechterzijde bij 't voeteneind van den Gelukzalige recht staat is de markies Spinola. De prelaat ter linkerzijde van de aartshertogin geknield is de kardinaal de La Cueva. De geestelijke aan het hoofdeinde van 't vereerde lichaam is voorzeker de hoofdaalmoezenier hooger vermeld. Nog andere afbeeldingen zijn: in de marmeren tombe gebeiteld van glz. Idesbalds altaar in de kerk van het Seminarie: Isabella knielt voor het lichaam; het glasraam in de zuiderbeuk van de Potterie-kerk in 1863 door H. Dobbelaere ontworpen en uitgevoerd; de groep in den stoet ter eere van den Gelukzalige in Juli 1896: ‘aartshertogin Isabella trekt naar Veurne om er de relikwien van den glz, Idesbald te vereeren’. Een beeld daarvan bewaart ons de waterverfschildering van Fl. Van Acker, in het Programma-Album van de feesten weergegevenGa naar voetnoot(2). A. Viaene. |
|