was allicht nog die steen, welke daarom ook zal hebben moeten verdwijnen.
De bouwschepper wilde toch den huisnaam behouden, want hij heeft, boven de deure, boog- en bloemwerk doen maken in witsteen, met als hoofdtooi daarop 'n ringswijsde opperlucht waarin hij 'n nieu wen steen met een ‘gouden kussen’ gesteken heeft! Als gedacht: 'n opperlucht zoogemeend, toegepraamd met een kussen... dat zou zijn tegen den trek zou'-je denken? Neen, 't is om te dienen als uitsteek van 't huis... en als bewijs dat de kunstsmake weggaat in Brugge, althans toch onder sommige bouwliên te weten.
't Schijnt nochtans dat ons stedelijk Kunstbouwberek daartegen is opgekomen... maar niet werd aanhoord...
Ge zoudt er soms bij krijschen als ge wandelt door Brugge.
***
En, daar we van kunstsmake doende zijn! Men weet dat er in Brugge wordt opgeleid van in de bouwwijzigingen meer en meer kleine ruitjes te bezigen.
Men kan daar nu ofwel voor ofwel tegen zijn. Maar iemand die er uitnemende voor zal geweest zijn, is deze die doende was ten hoofde van s. Jacob's kerke tegenover-omtrent den Calvarieberg. Van heel de breedte aan een huis heeft hij daar één stuk glasraam gemaakt, met erin vanboven 'n opperluchtachtige striepe in àl kleine-ruitjes-alzoo, of ruitvakjes liever; en elk van die vakjes is zelf nog gevierendeeld door looden bezetten in weer-vier nog-kleinere ruitjes, ruitejongskes zou 'k zeggen! Een echte kluchte! Het ruitjesgedacht, zie'-je wel, is aan 't moeren. God-weet evenwel wat er daar nog uit voortkomt!
En zeggen dat ‘men’ alzoo, met een zoogezeid oorbeeld of drie (nl. almaardoor kleine ruitjes gaânde of niet gaânde, dan aan de nieuwe winkelramen het verduiken van de ijzeren bovendrempels achter houtene schijnbalken, eindelijk-ook anders het wegsteken