zijn drie krijgsherders, twee Vlamingen, gelegen op de hoven, en meestal misse doende evendaar bij hunne schietstanden of in het geweste, en een Waal uit het Namensche, thuis in 't Oudemanhuis te Vlamertinghe, en dien we zelden geware zijn.
Tegen halfdag wederom vele bommen aan 't Hallebast, Juul Six' dak onttweengeslegen.
Ten vijven omtrent, nog drie bommen, bachten ‘'t Klein Brussel’. Een meisje van negen jaar, 'n vluchtelingske uit Voormezeele, E. Van Eeckhoutte, met andere meisjes daarbuiten aan 't draaien, is onmenschelijk gekwetst al van de eerste bomme; 't wordt naar het huis van den engelschen geneesheer gedregen, en 'k geef hem zijn Heilige Laatste Gerechten; ten tienen was 't al naar den hemel. Het schamel dutske was opgenomen voor de leergaarde, en, had ik (den 25n van de vorige maand) den tegenslag niet gehad dat ze ons bij het dóórmoeten alzoo lieten zitten, dat kindeke en moest hier zoo wreed aan z'n dood niet gekomen zijn. Ook zijn zusterke is een weinig gekwetst aan het hoofd.
Met den avond ga ik een luchtje scheppen al Kemmelwaard op. Vele gesmijt aan de Voormezeelekruisstrate. Een brand is uitgebroken aan de Vierstrate, en doet geweldig. Op het hof van de Wede Huyghe's buischen de schietmonden al dat ze geven kunnen. Wijl ik te dichte nadere wellicht, staat! ik ben aangehouden, en moete komen vóór de Overheden die toogen wantrouwig te zijn over mij. Geen erg evenwel; maar een van die Strijders-voor de- Beschaving liet me bevinden dat hij een botterik was van den gemeensten deeg; nu: hij het verzet en ik de eere, we hadden alletwee onze meuge Onderwijls door 'n schietman verneem ik dat de buischers gemikt staan op de grachten van de Hollandsche Scheure.
Den 5n, den Maandag. Met den morgend een schrootbomme alover R. Onraet's. En, van heel vroeg in den dag, een engelsch-fransche aanval langs