En 't schijnt dat alleman daarop nu zei: 't is goed.
- Dus? Dus als Brugge's Stadswerkdienst iets doet, dat mag dan kunstloos zijn? En... kunstwerk kan hij niet alleen; maar dat, een kunstloos werk, dat kan hij wel alleen?
- Nu kunstloos moet die halle zijn! Waarom? Te Brugge? Elders ja, maar hier te Brugge? Omdat die bouw verdoken staat, en niet langs straat? Maar - is 't niet waar, - heel Brugge staat toch anders vol met gevels alzoo binnen, àl even lief als die op strate! Wat zal dat nu bedoelen? Gaan ze 't volk nu leeren de binnens maar-verwaarloozen, om slechts voor buitenschijn te zorgen?
- Of is 't, opdat het bouwschoone-van-buiten geen schade of steekte 'n had gedaan aan daar-de schilderijen binnen? Och! daar viel nietvele voor te vreezen!
- Of is het uit beginsel? Te weten in 't gedacht, dat 't schoonste uitzicht eener kunstzale is: van enkel ‘zaal’ te zijn, schier leesteloos. Doch hoor! Een zaalgebouw, om zóó te zijn, moet dit enthoe zijn toch, 't zij schoon 't zij leelijk. Noodzakelijk zal 't schoon of leelijk zijn. Waarom gezeid: ‘'t en mag niet schoon zijn... we maken 't liever leelijk! 't Is gewild’!
Waar gaan we wel naartoe met zulk beginsel? Heeft één mensch ooit in Brugge zoo gesproken? Hoe ging alzoo ooit Brugge ‘Brugge’ worden?
'k Wil geren dat men streng bouwe of grootsch, maar schoone ‘streng’ en schoone ‘grootsch’ dat moet niet leelijk zijn!
En?... voor onze achterkomers, zal 't niet schijnen soms, dat heel dat wiilen-leelijk-doen vanwege Brugge's ambtelijken werk- en kunstdienst, bedektelijk, eer 'n bekentenis van... heel wat-ander's is als van... brugsch kunstgevoel?
-?...
B De Beer.