En niemand, en niemand, die daar ooit op spreekt: niet één van de honderd bonden, inrichtingen, bladen, zit- en ander dagen, wat-weet ik-al, gesticht ‘voor het behoud der vlaamsche taal en 't eigen leven’.
Welk schoon bewijs dat al die ‘bonderij’ maar-voor den naam en voor 't gerucht en is.
Ons tale is stil-aan stervende, alleen omdat ze niet mag leven, niet mag van de Vlamingen zelve.
Brom.