Biekorf. Jaargang 35
(1929)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
De Gryse zelf in zijn ‘Antwoorde aan zeker lasterschrift’ (Biek. 1928, xxxiv, 42) schijnt wel klaar te zeggen van neen. En De Gryse moest het toch best weten, zou men gaan denken. Wat zeggen vooreerst de fransche verslagen? Het nieuws daarover is te vinden in het Staatsarchief te Brugge: Archives Modernes, Correspondance, register nr 61 (Correspondance secrète du Commissaire du Directoire près de l'Administration centrale du Departement de la Lys). In brief nr 137bis, op datum van 17 Messidor jaar 7 (5 Juli 1799) laat deze Commissaris voornoemd weten aan den Commissaire près le Tribunal Criminel, dat hij uit goede bron vernomen heeft (par voie certaine) alsdat de voormalige deken van het kapittel van St Donaas te Brugge, Depau[w] genaamd en thans in het gevang te Brugge, eenen brief zou geschreven hebben naar citoyen De Gryse (ci-devant secrétaire ou vicaire général de l'évêché de Bruges) gehuisvest te Oscamp (Oostcamp) dat hij hem alle geestelijke machten onttrok. Hij zou hem tevens gelast hebben te laten weten aan de priesters die hunen eed deden, dat ze hunne bediening moeten stopzetten, vermits hun alle jurisdictie ontnomen is. Dezelfde Commissaris zegt daar ook, dat hij er over ingelicht is dat citoyen De Gryse, als gevolg van dat schrijven van De Pauw, brieven heeft geschreven naar de pastors van Oudenburg en Mariekerke, beëedigde priesters. Vier dagen later 21 Messidor jaar 7 (9 Juli 1799) schrijft dezelfde Commissaire du Directoire te Brugge, ditmaal au Ministre de la Police Générale, over dezelfde zaak. Hij wil zich verdedigen ten overstaan vsn den Heer Minister. Zijne taak is zeer moeilijk, hij staat aan het hoofd van een zeer lastig Departement, met ‘92 ecclésiastiques réfractaires’ die altijd bereid staan bij den eersten opstand: ‘de prêcher le crucifix à la main le massacre des patriotes’. | |
[pagina 35]
| |
Hij had reeds willen al deze gevangenen uit Brugge doen overbrengen naar Rijssel; er werd evenwel geen geschikte plaats gevonden. Hij zegt weerom dat hij van een betrouwbaren persoon (personne de confiance) vernomen had, in zake betrekkingen tusschen De Pauw en De Gryse: ‘Le citoyen De Gryse, soit par faiblesse, soit par le sentiment d'une conscience timorée, avait en effet communiqué la lettre de de Pau à deux ex-prêtres, en leur marquant qu'il se croyait dans la nécessité de leur retirer leur juridiction...’ Had De Pauw van uit het gevang, aan De Gryse waarlijk zijne machten ontnomen? Dat zegt de Fransche Commissaris te Brugge in Juli 1799, en ook De Gryse zegt ons dat hij reeds op 19 Maart 1799 zelf naar Rome geschreven had ‘tot het bekomen der noodige facultijten voor de bestiering van het Bisdom’; maar van 'n strijd met De Pauw spreekt hij niet. Hij vermeldt nochtans dat De Pauw reeds 3 maanden gevangen zit. Zijne macht is eenvoudig ‘geeyndigt’; en moet vernieuwd; maar hij smeekt niet om zijne verloren geestelijke macht terug te hebben (bl. 15 Antwoorde). Het antwoord uit Rome (of liever uit Napels waar de Pauselijke Curie toentertijd was, samen met het Pauselijk leger) dat hem de gevraagde machten vergunde, werd onderschept in de Post te Brugge. Voor den Franschen bezetter bleek het daardoor nu dat De Gryse geen opstandige priester was (of niet meer was). Waarop le Commissaire du Directoire près de l'administration centrale du Dépt de la Lys, op 28 Messidor jaar 7 (16 Juli 1799) schrijft naar den Ministre de la Police Générale: ‘Il n'est pas douteux que De Gryse n'ait rétracté son serment; il n'aurait pas obtenu les nouveaux pouvoirs qui lui sont confiés au nom de la cour de Rome... D'ailleurs sa supplique, le rescrit et la lettre d'envoi sont une véritable rétractation’. - De Gryse is dus een onbetrouwbaar en gevaarlijk man! - ‘Jusque là le nommé De Gryse n'avait été considéré que comme un hom- | |
[pagina 36]
| |
me faible, cédant à l'impulsion d'une conscience timorée, mais les pièces que je vous adresse, prouvent à l'évidence que c'est un fourbe que n'a fait, ostensiblement, sa soumission aux lois de la République, que pour être plus à portée de lui nuire.’ Dat is juist wat De Gryse in geheel deze zaak schijnt beoogd te hebben: vrij blijven, zonder in geweten te misdoen, ten einde te kunnen, tot welzijn der zielen, de kerkelijke zaken besturen, in eenen tijd waarin de bisschop (Mgr. Brennart) reeds meer dan 4 jaar gestorven was (te Anholt 26 Oct. 1794), en waarin de andere Vicarissen opgesloten waren. Dat zegt hij zelf tot zijne verdediging, er op wijzende dat de tijden hebben bewezen dat hij gelijk had, en dat met het te Rome ook aldus verstaan had (bl. 17, ald.). En in dat opzicht is hij voor de Franschen, ver van een slipped rager, een geduchte vijand geweest, zooals zij zelf erkennen. *** De Fransche Verslaggever schijnt wel zelf het fijne in geheel deze kerkelijke zaak niet gevat te hebben. Deze mensch is onwetend daarin. Hij heeft veel dingen ‘hooren zeggen’ En we weten nu ook, na onzen oorlog, wat een bezetter zoo al kan hooren zeggen, vooral als hij te midden het volk niet leeft omdat hij de taal niet machtig is. Hij weet niet eens of die zoo besproken De Gryse secretaris des Bisdoms was ofwel Vic. Generaal (zie brief van 5n Juli 1799). Hij noemt De Pauw ‘doyen du Vicariat’; hij wil zeker zeggen ‘doyen du Chapitre’. Hij noemt verder De Gryse nog: ‘ex-Vicaire Général’ (brief van 16 Juli 1799), terwijl De Gryse zelf als Vicaris Generaal teekent op 19 Maart 1799 en ook nog in Dec. 1799; zijn verweerschrift van einde 1800 of begin 1801 is ook onderteekend door ‘De Gryse, Vic. Gen. van het bisdom van Brugge’. Meer nog. De Gryse had den 28 Brumaire 6e jaar (18 Nov. 1797) eenen open en gedrukten brief aan de Municipaliteit der stad | |
[pagina 37]
| |
Brugge geschreven (zie Biekorf 1928, 37) waarin hij vlakweg zegt hoe hij zijnen eed opvat en hoe deze niet mag opgevat worden. Kent de Heer Commissaris dit stuk niet? Diezelfde Franschman zegt dus ook dat De Gryse zijnen eed ingetrokken heeft. Hij heeft daarvoor maar één bewijs: zijn in betrekking blijven met Rome, hij kan dus geen opstandige priester meer zijn. De Gryse zelf antwoordt: ik ben nooit opstandig geweest; de eed dien ik deed, en de zin waarin ik hem deed, zijn niet door de Kerk verboden. Ik heb naar Rome herhaaldelijk alles geschreven; zij veroordeelen mij niet, integendeel zij verlengen mijn kerkelijke macht. Ik deed den Eed van 19 Fructidor (1797), niet den zondigen Constitutioneelen Eed van 1791. ‘Dien Eed (van 19 Fructidor) geene censure annex hebbende, wordt in den Roomschen stijl niet aanzien. Men kent daer niet als Constitutioneele beëedigden (van 1791). Aan dezen weigert men alles... (bl. 15, Antwoorde)’. Dat verweerschrift 18 bl. (11 × 20 cm), is ongedagteekend. Volgens innerlijke aanduidingen moet het zijn van einde 1800 of eersten helft 1801. En alzoo begrijpt men dan ook, hoe hij zoo stout dierf spreken in het aanschijn van den franschen bezetter zelf, al zijn geheime briefwisseling met Rome uiteendoende. De tijden begonnen trouwens wat op te klaren, en de vrijheid van spreken kwam terug. Er was verandering gekomen in Frankrijk, onderhandelingen waren nu in gang met Rome, die bepaald eindigden, op 15 Juli 1801, met het Concordaat tusschen Pius VII en den eersten consul Bonaparte. Daarin teekent hij nog: ‘De Gryse, Vic. Gen.’; daarin herhaalt hij ten deele wat hij zei in zijnen open brief van 1797, en beweert in niets zijne zienswijze te wijzigen, en dat ze te Rome alles weten over hem, dat hij handelde naar het voorbeeld der Vicariaten van Luik en Doornik... ‘Zoo lang dat men my uyt hoofde van den be- | |
[pagina 38]
| |
rugten Eed van den 19 Fructidor 5e jaar, maer aenzag en handelde als eenen publieken zondaer, wederspannig aen de H. Kerke, en aen haer Opper-Hoofd, ik zugtede in het geheym, troostte my met de getuygenisse van myne conscientie, en agte my gelukkig over eene zaeke, die ik meende myne pligt te zyn, opspraeke en vervolging te mogen lyden. ‘Maer terwyl men alsnu my wilt doen aenzien als eenen priester zonder regtzinnigheyd en goede trouwe, als eenen bedrieger en verleyder, oordeele ik verpligt te zyn nu te spreken, en de christene geloovige te moeten wapenen tegen de misleydinge van dien naem-loozen eer-schender’ (bl. 4). ‘Noyt heb ik dan den Eed gedaen in eenen ongeoorlofden zin... Noyt hebbe ik uytgesproken de generaele verzaekinge van alle koninglyke Regeeringe; noyt heb ik haet gezworen tegen de Koninglyke Majesteit’ (bl. 5). Verre van eigenzinnig of ongeloovig te zijn, was hij gedurig in onderhandeling met Rome om uitleg: in Oct. 1798, samen met de Vicariaten van Luik, Gent en Doornik; in Nov. 1798 deed hij het alleen; in Dec. 1799 schreef hij naar den ‘Cardinael Vice-Regent’. Deze zijne Representatie werd, tot onderzoek, overgegeven in handen van den ‘Apostolieken Gedelegueerden Michael de Pietro, Ards-Bisschop van Isaurien, met alle de medegaende stuks, daer toe betrekkelyk’. Deze juist verlengde hem zijne machten. Al dat geschrijf kwam niet altijd tot de bestemming, in de handen van den Paus. Hij had evenwel te Rome eenen agent ‘een aenzienelyken persoon’ die hem inlichtte. Hij heeft van hem brieven liggen van 1, 4, 22 Febr., 8, 14 Maerte, 7, 24 Mey, 9 Aug. 1800, en wil ze ‘aen een ider laeten lezen’. Hij heeft in niets te veranderen, niets in te trekken, zijn geweten is rein en zijn schild is blank. *** Men is geneigd, na dit alles, aan te nemen, dat | |
[pagina 39]
| |
De Gryse zich in die moeilijke jaren getoond heeft als een stouten, ondernemenden, gewetensvollen, verrezienden beheerder, die waarlijk voor de Franschen geweest is ‘un homme dangereux’. Hij handelde enkel voor het welzijn der zielen. ‘Den dag des oordeels zal toonen het oneyndelyk getal der zielen, die door de nalaetendheyd der herderlike pligten, in die ongelukkige tyds-omstandigheden, voor eeuwig verloren zyn’ (bl. 17, evend.). Thorhout. A. Decoene. |
|