Om te weten wat Vlaamsch is.
Vooruit-vooral, ge moet het eerst willen-weten. Zoovelen-thans doen alsof ze 't nièt-wilden. Voor hen, 't vlaamsch is trouwens niet een tale, een uitinge van gedachten, maar is een vertoog om mee te staan pronken; als een geblaas naar de zoogezeide laatste vereischte; als iets geleerd uit de snof, even grillig, even vergankelijk, en veelal even dwaas. Vondel en Gezelle deden het anders. Geen snof-en geen bof wilden zij, zij wilden 't vlaamsch kennen, ze wilden't, en ze hebben 't gekend, gekend ten minste zoo wel als de ‘grootekenders’ van heden; en ze leerden het waar? Onder ons volk, waar het vanzelfs aan-ontgroeit en als een blijvende schoonheid in-voortleeft.