en van eersten af in het groot: met 'n wedstrijd gekeurd en bekransd door het Gouwbestuur. Nu, eenderhoe, 't kan maar deugddoen... als men maar wederom voor grondslag niet neemt: weg met het volksche in de taal, en leve er uitsluitelijk het ambtelijk zoogemeend ‘nederlandsch’. Wat nog nooit is gebeurd, 't schijnt vaneen, 't schijnt dat het volksche niet uitgesloten zal worden; zeggens De Standaard (‘Eetbare en drinkbare Taalwetenschap’, 20-1-'29); en De Standaard is er zelfs om verwonderd. Toch is hij gauwe getroost, want dat volksche (nu aangenomen) zou zijn, nu en dan, voor 'n aardigheidje! Jammer nog: even ook daar in De Standaard, draait het toch weder àl uit, meestvan al tegen wie, tegen ‘het platteland, en tegen Westvlaanderen’!!! Die boeren! Ongelukkig nochtans, zooals eeuwig en altijd, geen nader bestaking van zaken in die loutering-bespreking. Gestadig-aan wordt er verward tusschen woordkeus en uitspraak. Toch, éénmaal uitdrukkelijk, staat er: ‘men moet de lessen in goede uitspraak vermenigvuldigen, vooral in Westvlaanderen, dat erg ten achter blijft uit verkeerde [???] opvatting over de theoriën [?] van Guido Gezelle en Hugo Verriest’, maar wat er van verkeerd's hier bedoeld wordt 'n weten we niet. Wachten we 't af. Is 't zake van uitspraak alleen, inderdaad men kan ook leeren deftig het volkswoord uitspreken: medunkt, 't ware een goed. Maar ‘deftiger uitspraak’ 'n weze geen reden weerom om de volkstaal zelf te verstooten: dat ware slecht. Dit laatste gebeurt toch het meest. Men meent, en men leert in die lessen veelal, dat deftig en ambtelijk 'tzelfste is! Hoe dwaas.
Ondertusschen zou 'k van die Taallouteraats willen weten wat ze gaan doen met 'n vlaamsch uit de Bladen, als dees: ‘De onengelsche origine van den Souverein; hij kon zijn lichamelijke misère glansrijker overwinnen; de ministers hebben van gedacht verwisseld (= échange d'idées); zijn groep zou intreden in de negatieve houding der abstentie; hij vereenigt zich met hunne denkwijze; hij bewaart eene zeldzame vitaliteit; de malaise exploiteeren; de partij der niet-georganiseerde individuën; de aloude precieuse en galante afspanning; practische actie formulen ten dienste van eene nobele idee’; enz. enz.
Welk 'n aard van een vlaamsch zou wel dàt zijn? Geen westvlaamsch hoor! En dààrtegen, 'n is er niemendalle te doen?
Brom.