Biekorf. Jaargang 34
(1928)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 369]
| |
Aan de Vlaamsche Kust onder het Fransche KeizerrijkHet smokkelen, en 't ontvluchten van Engelsche krijgsgevangenen.Bonifacius Van Windekens.Toen de visscher Asaert van Blankenberghe op 12n februari 1809 in de vroegte naar zijne sloep ging die op het strand vastlag, zag hij dat ze verplaatst was. De landvast was doorgesneden. In de sloep vond hij eenen lantaarn, een wit wollen slaaplijf, drie stokken met ijzeren pinnen, een ouden hoed en eenen zak in zwart wasdoek. Hij liep zijnen reeder verwittigen die het geval aan den burgemeester liet weten. Deze dacht dat het weerom ontvluchte engelsche krijgsgevangenen geweest waren, die met deze boot hadden wilìen oversteken tot aan de engelsche wachtschepen. De gendarmerie deed aanstonds opzoekingen in het veld, maar ze vond niemand. Het kwam ter oore van den burgemeester dat er daags voordien vreemdelingen geweest waren in de herberg van Bonifacius Van Windekens, en dat ze er misschien nog waren. De politiecommissaris trok er heen met den veldwachter en zes man van de kustwacht. Vreemdelingen trof men er niet aan, maar toch werd de baas naar het gemeentehuis medegebracht; hij verklaarde er geen vreemdelingen geherbergd te hebben. Toen hem gevraagd werd of hij geen der voorwerpen kende die in de sloep aangetroffen waren herkende hij den lantaarn voor zijnen eigendom. Drie-vier weken voordien was de zoon uit de herberg de CatteroggheGa naar voetnoot(1) op eenen namiddag eene boodschap komen brengen bij den bevelhebber der kustwacht en was daarna bij hem gekomen; daar | |
[pagina 370]
| |
het reeds donkerde, ging hij met den jongen mede naar de Catterogghe, en had zijnen lantaarn medegenomen om den weg te verlichten. In het terugkeeren had hij hem daargelaten omdat hij te zwaar was, en sindsdien had hij er niet meer van gehoord. Een man van de kustwacht had nog een stuk brood langs het strand gevonden. De bakker ervan werd opgespeurd, maar verklaarde dat geen vreemdeling iets bij hem gekocht had. Van Windekens werd gevankelijk naar Brugge gebracht voor den prefect van het Leyedepartement. Het onderzoek van den prefect bracht uit dat de lantaarn 's avonds in de Catterogghe gestolen was door onbekenden. Niemand had het gezien daar hij buiten stond om de voerlieden te verlichten die hunne paarden moesten te drinken geven. Van Windekens werd op 13n februari in vrijheid gesteld en naar Blankenberghe teruggezonden, waar hij onder het oog der politie gesteld werd. De burgemeester moest trachten verder in de zaak licht te krijgen. Op 21n februari 1810 kwam Van Windekens een reispas vragen aan den burgemeester van Blankenberghe, die het hem weigerde maar toch aan den prefect te Brugge vroeg wat hij moest doen. Deze laatste gaf hem ten volle gelijk: enkel met zijn eigene toelating mocht een reispas aan Van Windekens afgeleverd worden, die daarvoor te Brugge gegronde redenen moest opgeven. Op 21n maart schreef de burgemeester aan den prefect dat Van Windekens zonder pas de gemeente verlaten had. De prefect zag daardoor zijne vermoedens bevestigd. De burgemeester moest onderzoeken wanneer en waarheen de verdachte vertrokken was, en vooral of zijne verdwijning niet samengeviel met den mislukten diefstal van eene visschersboot door drie engelsche krijgsgevangenen; van zoohaast hij terugkwam moest hij aangehouden worden, en zijn huis afgezocht; een onderzoek zou dan ingesteld worden | |
[pagina 371]
| |
om te weten of hij niet in verbinding stond met het buitenland. Op 26n april werd hij te Blankenberghe geklampt en voor den prefect te Brugge gebracht. Hij verklaarde er naar Vlissinghe te zijn geweest voor zijnen handel in levensmiddelen, om er eiers, boter, erwten en boonen te koopen, maar de papieren op hem gevonden lieten vermoeden dat hij zich met smokkelen inliet. Bij gemis aan genoegzame bewijzen werd hij den 14n mei terug op vrije voeten gesteld. De prefect had dit alles naar den minister van Politie geschreven, die voorzeker de zaak verder liet onderzoeken door den algemeenen commissaris der Staatspolitie te AntwerpenGa naar voetnoot(1), want op 31n december werd Van Windekens door den bijzonderen commissaris der Staatspolitie van Oostende aangehouden en op bevel van den algemeenen commissaris naar Antwerpen overgebracht en er opgesloten. Staatsarchief Brugge, Archives Modernes, liasses, 3e série, nr 1076. Jos. de Smet. |
|