hosvetermaker. Ook de Theutonista schrijft hosveter. Zie Mnl. Wb.
Hose beteekent in het algemeen beenbekleeding, dan een deel, het bovenste of het onderste dezer beenbekleeding: mhd, mnd. en nnd.: 1e broek, 2e kous; nhd. alleenlijk broek, doch Hoseband = broek of kouseband; neng. hose = kous; nnl. hoos = kous in eenige deelen van Noordnederland; mnl. hose = 1o broek, 2o kous, 3o ook lederhose, d.i. leerze of laars; in het fr. heeft hoese, huese, thans heuse, van het begin der letterkundige tijden, de beteekenis van laars; in het nieuwvlaamsch is hoze de wagge die het bovendeel der schoenen en onderdeel der beenen bekleedt, fr. guêtron (alzoo DeBo).
Uit dit alles blijkt dat Hosman een maker en verkooper van ‘hosen’ is, een handelaar in ‘hosen’, dat is wel in broeken of kousen, of in beide deze waren. Vgl. Schoemans, bij de Walen Scoumanne, nevens (De) Schoenmaeker; Schu(h)mann nevens Schu(h)macher. En aangezien ons woord kous in de middeleeuwen de verschillende beteekenissen van hose had, zoo is Hosman nagenoeg synoniem met onze namen WVl. De Coussemaeker, OVl. Decausemaeker.
Men kan ook aannemen dat de eerste Hoseman zoo genoemd wierd, omdat het huis dat hij bewoonde en waar hij werkzaam was, als uithangbord eene ‘hose’ ten toon stelde, en dientengevolge den naam droeg van ‘de Hose’, of ‘in de Hose’. Zoo kan Belleman beteekenen een bewoner van het huis genoemd de Belle; Bollaert den bewoner van een huis genaamd de Bolle, enz.
Deze naam Bollaert herinnert mij dat er, nevens de ndl., eng. en zoo talrijke duitsche namen op -man, -mann, in Belgie en Frankrijk gewoonlijk namen op -aert, -art bestaan met dezelfde beteekenis. Zoo vergelijk ik Hosman met het fransche Heuzard, jonge vorming rechtstreeks uit het moderne heuse, en met het Namensche Housard, uit *Hosardus. In WVl. berstaat de naam Osaer vermoedelijk uit een oudfransch *Hosart, met weglating der uitgaande t, hetgeen in jonge ontleeningen veelal het geval is. Vgl. Litaer, Bossaer voor en nevens Lietaert, Bossaert, enz., enz.
Niet alleen aan het huis of winkel geeft het voorwerp van den handel of bedrijf zijnen naam, maar ook aan den persoon zelf. Van daar namen als Heuse, Heuze, vermoedelijk ook D'Hose in OVl., vgl. den gesln. Lederhose in Duitschl.; en de verkleinwoorden Houzeau, Hosiau, Houszau(x), Houziau. Zelfs kunnen de Brusselsche namen Heuse en Henze dialectische vormen zijn van hoze, en Heusdin, Heusquin synoniem