ronde niet deed’! Niemand toen sprak ervan, vriend. Maar dat, wat hij vertelde daarover, zijn dingen, zegt hij, welke hij zelve gezien heeft, en waarover hij niet verplicht was aan iemand verderen uitleg te vragen. Bovendien de tijd is voorbij dat ge door te ‘vragen’ nog iets kunt vernemen op ingàngzijnde bouw- en herstellingen.
Wanneer er voorheen iets aan Brugge moest worden verdaan, eerst werd het ruchtbaar gemaakt, ttz. vanuit gekende winkels ten tooge gesteld, besproken dan weken naeen in de bladen;... alleman wist het, was ermee doende; rijke en arme schermde mee, ervoor of ertegen; 't volk leerde zijne stad grondig kennen, geren zien, en helpen instand houden of -wenschen. Maar nu, nu is 't anders: nu verneemt ge iets... als 't er staat; en aangezien spreken verboôn schijnt, de menschen leeren nu zwijgen en... gerust zijn in alles, zelfs ongelukkig diè menschen welke toch ook van de kunst iets geleerd hebben, en, welke van Brugge geboortig, ook Brugge kennen en liefhebben. Wij hier zijn misschien van de laatsten die soms nog eens zouden... op die... gedane werken terugkeeren, of die zouden roepen als er ergens schijnt iets te zullen gedaan worden: let op, eer dat er hier voor de kunst of den geest van de stad eenig gevaar mochte komen!... Vriend, voor u is 't wat anders. Gij, gemoogt nogeens iets vernemen (ook toch: als de werken gedaan zijn), omdat... omdat... enja waarom, ge weet het gij best.
Daarop, nu als vrienden, gesproken eens. We vroegen dus aan H. Cavievaghers een antwoord, nl. op uw zeggen van 17-xi-'28; en hij liet ons het volgende meedeelen:
‘Belfort en heeft maar één dingen bedoeld: (niet de kave, maar) het Stadsbestuur schoone te maken. Wat deed hij daartoe? Toonen, als in 't grapje van “den Vent in 't water”, hoedat de eene ambtenaar tegen den anderen plichtmatig gezeid heeft: “Gauw met spoed... met kloeken moed... daar ligt een kave in 't water. Haastig voort met haak en koord... zij is bijkans versmoord!” Zijne bronnen waren enkel en alleen de ambtelijke getuigenissen, (in oordeelkunde weet men wat die van beteekenis inhebben). En zijn uitslag is geweest, dat hij uitkwam op ambtelijke, niet op geschiedkundige waarheid. Het voordeel is, dat we nu weten welke stukken er allemaal over die zake bestaan. Maar 't nadeel is, dat wij anders niets weten van ervoor, en erbinst, en erachter. Zoo weten we b.v. niet wat er verleden jaar alreeds is besproken geweest. We weten evenmin of er thans iets zou gedaan-geweest-worden hadden “de goede zusters” het in Hooimaand ll. niet durven eens aanpakken ten minste toch eerst eene stelling te zetten (niet “om de herstellingswerken te be-