Biekorf. Jaargang 34
(1928)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 290]
| |
Die visch is de Pleuronectes platessa, een platte visch, die tot het slag der weekvinnigen behoort en die vooral in de Noordzee gevangen wordt. De oorsprong van zijnen naam is onbekend, zegt men. Weest gerost, beste lezers. Als men zegt van een woord dat zijn oogsprong onbekend is, 't is een teeken dat het een zeer oud woord is en ge zult ook ontdekken dat dit woord, met onbekenden oorsprong vermeld, soms verwant is met woorden, die bij de oudste volkeren van de wereld in gebruik waren. Vroeger meende men dat zulke woorden voortkwamen van de onbekende talen, door oortijdsche stammen gesproken. Die volkeren zouden hier gewoond hebben, vóór de aankomst der Indo-Europeanen. Wij dachten dat vroeger ook en wij hebben het meermaals hier en daar geschreven. Doch die dwaling en kleven wij niet meer aan. De Indo-Europeanen zijn hier van ouds en eeuws gevestigd en sommige oude, invlaamsche woorden, zoo oud als de wereld, verschaffen ons nu even een der bewijzen, dat onze indo-europeaansche voorouders, zoo oud zijn als de oudste oostersche volkeren, die van Sem en Cham afkomstig zijn. In alle talen vindt men ontleende woorden, doch men weet hoe en wanneer die woorden ontleend wierden. Doch van 't woord schol en kent men de gevarenissen van den overgang niet. 't Is een oud vlaamsch woord, dat wij in 't gemeen bezitten, met de oudste talen van de wereld. Waren onze indo-europeaansche volkeren zoo oud niet als de oude oostersche volkeren, wij zouden zoo geene woorden in 't gemeen bezitten. Men zegt soms: De Japhetieten uit Moyses' Boek der Schepping en kunnen de Indo Europeanen niet zijn. De Indo-Europeanen en zijn daartoe niet oud genoeg. | |
[pagina 291]
| |
Wij bieden onze lezers andere leerbegrippen aan. Zulke eenvoudige vlaamsche woorden, als schol en andere die wij gevonden hebben, bewijzen dat de Indo-Europeanen veel ouder zijn dan men beweert.
***
Aanschouwen wij nu eens het woord schol of skol. De eerste medeklinker is de beweegbare s, die wij bespeuren in slinks nevens links en in sneeuw nevens nix. Wij nemen ze weg en de stam kol blijft over. Pogen wij nu dien stam thuis te wijzen. De gewijde geschiedenis spreekt van den lande Sennaar. König meent met andere geleerden, dat dit de bijbelsche naam is van de streeklaag Mesopotamië, die nu Sumer genoemd wordt. Onder de bekende talen is het sumerisch de oudste van de wereld. Ze wierd reeds gebezigd en geschreven op steen en op leemen tafeltjes 4000 jaar vóór Christus. Het sumerisch en is geene semitische taal. De Bijbel leert ons dat Chus de zoon was van Cham en dat Nemrod de zoon was van Chus. Nemrod en zijne afstammelingen woonden in 't land Sennaar. In de sumerische taal beteekent het woord ha visch. Spreekt uit cha, gelijk ch in lach. Nog een zoon van Cham was Mesraïm. In onzen Atlas van Andree, heet Egypten tot heden El Misr. Dat is wederom een tastbaar bewijs dat Moyses' volkerentafel tot heden nog geldig is. De taal komt ook de getuigenis van den Bijbel bevestigen. In het egyptisch wordt de klank ha door eenen visch verbeeld. De menschenkunde leert ons dat de mongoolsche merkteekens van het menschelijk lichaam overal onder de inboorlingen van Azia, Oceanië, Afrika en Amerika verspreid zijn. Het mongoolsch menschengeslacht bevolkt Amerika van in het hoogste Noorden tot in de uiterste gewesten van Patagonië en Vuurland. Dit heeft Ales Hordlicka, hoogleeraar te Chicago, onlangs- | |
[pagina 292]
| |
leden nog bewezen in den jaargang 1923 van het Verslag der Smithsonian Institution. Men weet heden dat dit menschengeslacht eerst in laag Mesopotamië werd waargenomen en dat het van daar afkomstig is. De taalwetenschap onderschraagt ook deze vaststelling. Sommige wortels van woorden bestaan uit eenen enkelen medeklinker. Dit is het geval met het sumerisch woord ha. De klinkers verwisselen. Tot het belangrijk verwantschap der Mon-Khmertalen van Indochina, vooral door de merkweerdige opsporingen van den vermaarden V. Schmidt bekend gemaakt, behooren de spraken van de Nikobareilanden in den Zuid-Oosten van den bengaalschen golf gelegen. 't Woord ha voor visch is er ook in waarneembaar. In de Noordjapansche eilanden woont de beruchte stam der Ainou, die met ons europeaansch menschengeslacht verwant is. Men zegt dat de taal van dit volk geene de minste vergelijkenis vertoont met andere talen. Dit is volkomen valsch. Wij hebben gevonden dat de Aïnou, het woord kota bezigen voor huis en woonplaats. Hunne taal is dus in verband met ons oud vlaamsch, dat dit woord kent onder de gedaanten van kot, kaat, keet en kiet. 't Is geheel merkweerdig ook om aan te stippen dat de Aïnou het woord che voor visch gebruiken. Het Tzutihil wordt in Guatemala gesproken. 't Woord chu beteekent visch in die, taal.
***
't Gebeurt soms dat een wortel verbreedt en tot twee of drie medeklinkers bedijgt. Zoo wierd bij den stam ha een l gevoegd en 't zou ons niet verwonderen dat die medeklinker daarbij kwam om te bedieden dat de visch niet altijd welriekend is. Hier treffen wij verwantschap aan met de ugrofinsche talen. Het hongaarsch dat tot dit taalverband behoort, staat nu eenigszins bekend in onze gewesten, sedert het verblijf der hongaarsche kinderen. | |
[pagina 293]
| |
Het hongaarsch woord hal vertoont de nauwste aansluiting met het sumerisch woord ha. In 1875 reeds deed de groote katholieke geleerde Frans Lenormant dit opmerken. Het tjeremisch kol is het merkweerdigste voor ons. 't Staat naast ons vlaamsch woord s-kol, en zoo bespeuren wij dat ons vlaamsch woord schol met de sumerische taal verwant is. Het finlandsch woord luidt kalla en het laplandsche guolle. De ugro-finsche talen behooren tot het verwantschap der ouralo-altaïsche talen, tusschen dewelke wij nog het samojedisch en het mongoolsch aantreffen. Kola, visch, is een samojedisch woord en kal een mongoolsch.
***
Daar zijn er die beweren dat de wilde volkeren zeer verachterd zijn en nu nog den toestand der eerste menschen vertoonen, die alle beschaving misten en om zoo te zeggen een dierlijk leven leefden. De wilde volkeren zijn zoo bekrompen van geest, zegt de beruchte Levy-Brühl, dat zij geen algemeen woord en bezitten, om eenen visch aan te duiden. Niente di più falso, zegt Trombetti. De waarheid is, zooals wij gezien hebben, dat zij dezelfde woorden bezitten, die bij de meest beschaafde volkeren van het Oosten in gebruik waren. De Sumeriërs bezigden ook het woord ku voor visch. De Australiërs worden ten onrechte aanzien als de minst beschaafde volkeren van de wereld. In hun woord kuya voor visch, bespeuren wij het sumerisch woord kuGa naar voetnoot(1). J. Claerhout. |
|