Mengelmaren
Boekennieuws
H.J. Van de Wijer Hgl. Bibliographie van de vlaamsche Plaatsnaamkunde. (Nomina Geographica Flandrica: Studiën, I). Brussel, Standaard, 1928, in-8n, xxvi-158 bl. = Fr. 20.
De ‘Nom. Geogr. Fl.’ of ‘Studiën en Monographieën over vlaamsche Plaatsnaamkunde’ zijn eene reeks, uitgegeven door de ‘Vlaamsche Toponymische Vereeniging te Leuven’. Deze Vereeniging is er eene die ‘wil de samenwerking bevorderen van alle belangstellenden op het gebied der Vlaamsche toponymie. Hare Mededeelingen verstrekken de gewenschte voorlichting en worden aan de medewerkers kosteloos toegestuurd. Dan de belangstellenden, die meenen aan de Vla. Top. Vereeniging geene practische medewerking van welken aard ook te kunnen verleeven, kunnen lid worden tegen betaling van een jaarlijksche minimum bijdrage van fr. 10, te storten op Postcheckrekening nr 162831. Zij ontvangen daarvoor de Mededeelingen van de Vereeniging en hebben recht op dezelfde prijsvermindering (40 %) op hare uitgaven als hare gewone medewerkers’. (Zoo meldt ons Hgl. H.J. Van de Wijer, 29, Schreursvest, te Leuven).
De Mededeelingen der Vereeniging (telkens van 'n twaalftal bladzijden in-8n) komen uit sedert 1925 (in dat jaar I, 2 afl.; in 1926, II, ook 2; in 1927, III, 3; in 1928, IV, totnu 1).
Benevens deze Mededeelingen en als uitwerking ervan, geeft de Vereeniging sedert '28 ook uit: de reeks der Nom. Geogr. Fl. bevattende: I. ‘Studiën’, II. ‘Monographieën’.
Men is begonnen met de ‘Studiën’, waarvan de eerste is: bovengenoemde Bibliographie.
Deze Bibliographie, in boek samengesteld, is 'n uitgave waaraan we reeds een blijk beleven van de ‘gewaardeerde tegemoetkoming der Com. v. Top. en Dial.’ waarvan spraak is in 't Voorbericht bl. xi. Trouwens deze ‘Commissie voor Toponymie en Dialectologie’ - eene Staatsinrichting - (ingesteld door Knkl. Besl. van 7-iv-'26), geeft ‘Handelingen’ uit (jg. I in 1927), en in deze Handelingen was 't dat de eerste uitgave gebeurde van onze bovengenoemde Bibliographie, nu als in 'n tweede uitgave boekewijsde uitgetrokken.
Het is van belang dit laatste te weten. Immers als leesopstel in de ‘Handelingen’ was de Bibl. bestemd om voor te komen als eene beschouwing, eene lezing, over totnutoe ons oordnaamkundig boekwezen: meer alzoo, zeg ik, dan als een repertorium of zoekwerktuig; en zulks is zij gebleven.
Ziet. De Bibl. heeft alle verdiensten van ernst en volledigheid: tot de minste opstellekens toe, eenigszins ergens-vindbaar en eenigszins mogelijk van dienste, staan erin opgenomen, ten andere tamelijk-levendig alhoewel soms grillig ingedeeld. Doch even deze indeeling en dan de inhoudwijzers (van namen alleen), zijn van zulkdanigen aard dat ze ‘den lezer’ meest-maar eene schets voren-