Biekorf. Jaargang 34
(1928)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
reeds krijgt hij eenen brief in zijn college van zijne Zuster Louise Gezelle waarin ze hem spreekt over dingen die ze hem opzendt en waaruit blijkt dat heur broer reeds professor was te Rousselaere. Daags daaropvolgend ontvangt hij een schrijven van zijnen vader Pier-Jan die handelt over tafels en stoelen. Hij was ook belast met den leergang van Botanica bij de filosofen. Den 29en Maart schrijft hij dienaangaande naar huis, hij gewaagt in zijnen brief over zijne lessen in kruidkunde, over den hof, over zijne verregaande schuwheid, over zijn eerste evangelie en over zijne jongens. Daarop krijgt hij den 2en April antwoord eerst van zijnen vader en, daar deze belet is verder te schrijven door de pijn in zijnen rug, doet Louise voort in haar vaders plaats en schrijft hem over hof en planten en over zijne beschaamdheid. Hier end' daar in de brieven van '54 is er gewag gemaakt van Guido's priesterwijding en eerste mis. P. Selosse S.J. schrijft hem: ‘Ik heb gelezen dat gij te Sinxen priester wordt en den catechismus uitlegt in de Mariaschool.’ Den 7en Maart schrijft Aloïs van de Maele uit Rousselaere in 't fransch over ‘votre élévation à la dignité de diacre’, dat is zeker te Kerstdag geweest. Den 22en Mei schrijft P.-J. Gezelle aan zijnen zoon Guido over diens eerste misse. Den 20en Juni schrijft Romaan Gezelle aan zijnen broeder om eene gedenkenis van zijne eerste misse. En wij vernemen dat Guido zelf als antwoord op eenen gelukwensch zou gezeid hebben: ‘De deftige rede van Mr. Huys raadt mij aan, hier stil te zwijgen, maar ik zal in hunne taal onze Engelsche studenten bedanken’. 'Tgeen bewijst dat hij reeds in 1854 bijzonder het oog had op de engelsche studenten en dat hij reeds bekwaam was hen in hunne eigen taal openbaar aan te spreken. Ook is hij reeds in betrekking met Engeland. Op 29en Augustus ontvangt hij eenen brief van eenen zekeren Crombleholme uit Manchester, | |
[pagina 227]
| |
waarin deze hem zijnen toestand in Engeland uiteenzet.
Een gansch bijzonder hoofdstuk dient over dat onderwerp van de jonge Engelschmans geschreven. Wat een wondere bevinding voor een vlaamschen jongen, tot het priesterschap verheven, zich al met eens aan het hoofd te zien geplaatst van een bende springlevende, wikkelende en roerende engelsche boys van allen stand en ouderdom. Van in zijn seminarietijd was Gezelle al aan 't studeeren van het Engelsch, en heel waarschijnlijk zal hij de leiding van het engelsche troepje zooniet vrijwillig dan toch gaarne op zich genomen hebben. Van zijn eerste jaren te Rousselaere zien wij hem aan het hoofd staan van de engelsche colonie op 't Klein Seminarie, en niet alleenlijk aan het hoofd ervan staan maar de geliefde vriend, de God ervan zijn. Van het jaar 55 reeds vinden wij in zijne engelsche brieven dat er sprake is van eene genootschap onder de engelsche studenten, waarvan de regels bestaan, waarvan de leden malkander ‘broeder’ noemen en waarvan het hoofd en de spil in 't wiel Gezelle is. Genegenheid en engelsche trouw was het cement waarmede de leden aan elkander hielden. Hun opperhoofd had volgens het getuigenis van een van hen, geen ander doel dan de engelsche boys gelukkig te maken, en de boys op hunne beurt zochten denzelfden plicht te vervullen jegens hem. De Rousselaersche jaren zijn voor Gezelle tijden geweest van groot harteleed, miskenning en droefheid, en wat troost moet hem in zijn lijden de vriendschap geweest zijn van die ronde knapen en hunne families. Immers in meestal de families van zijn beschermelingen werd Gezelle aangezien als iemand van den huize. Wie eenigszins met engelsche toestanden bekend is weet genoeg hoe gauw de wederzijdsche genegenheid met engelsche betrekkingen vordering maakt. Hoe vrij men daar omspringt in brieven vooral met de woorden love and affection; | |
[pagina 228]
| |
vrij staat het u, vreemdeling, daar de beteekenis aan te geven die gij verkiest, bij hen weegt dat niet te zwaar, en 't is kwestie voor u van dat ook niet te hoog op te nemen. Maar Guido was de eigenlijke goede lieve vriend van alle, en hunne brieven stroomen over van genegenheid en dankbaarheid. Gezelle was in zijne taak bijgestaan door eenen volbloed Engelschman, den besten man ter wereld dien de boys noemen: a kind holy gentleman, Mr. Algar. Leerlingen en meesters, hoofden en leden wedijverden alle voor het goed, en legden malkander plechtige beloften af van godsdienstigheid en deugdzaamheid. Godsdienstigheid vooral in den zin van Eucharistische godsvrucht, en deugdzaamheid bepaald in zake zedelijkheid en zuiverheid. Gezelle was oprecht die jongens hun vader. Een van hen schrijft het hem eerst dat hij zijn ware vriend was: I found you a true friend in a foreign land; en dan dat hij waarlijk zijn tweede vader was: you have been a second father to me. En hoe die jongens hem liefhebben. Alle hunne brieven beginnen met dezelfde minzame titels: dearest sir, best, most faithful friend, my truly loving and beloved friend. Hij zendt hun brieven en hij spaart ze niet. Want het was nog niet alles plezier wat hij aan hen beleefde. Hooger zegde ik het reeds dat die jonge Engelschen als kwikzilver waren: 't was al hunting, fishing, boating, football en criquet wat eraan was. Ze waren soms meer dan rumoerig, ze waren soms echte deugnieten; een onder hen beschrijft hunne tricks: zij vinden eenen passe-partout en breken daarmee overal binnen; ze verliezen hem en vijlen er eenen anderen van eenen ouden sleutel; zij gaan nesten rooven, visschen, baden in den fossé, maken vuurtjes, koopen brandy en maken punch, stelen fruit, exploreeren geheel het college, rooken op den zolder, op het belfroit, op den bloemzolder. Ze hebben sleutels van de boekerij der leeraars, en snuisteren erin, en lezen | |
[pagina 229]
| |
de boeken. Natuurlijk ontsnapten zij somtijds nipte genoeg de leeraars en den Overste en de dienstboden die het lijnwaad verzorgden. Zekeren keer werden de nachtuils vervolgd door een onbekenden persoon langs de ledige straten van Rousselaere bij nachte. Op eenen anderen keer werden zij ontdekt door de dienstboden in eenen kriekelaar; in hunne haast om te ontsnappen, braken zij den boom neder en werden op de hielen vervolgd totdat ze erin gelukten zich te gaan verduiken in den college-zolder tusschen de koffers: dit gebeurde terwijl de overige studenten aan 't noenmalen waren. De zolders dragen nog de sporen van hunne daden: ze hebben een gat in den muur gemaakt van de fruitkamer, en met een pennemes op eene pers gebonden stelen zij de appels; ze pakken de glasruiten uit en vinden den sleutel doordien dat ze er met hun hoofd tegen de balken stooten. Gezelle was met zijne Engelschmans niet alleen gedurende het jaar, maar hij moest ze ook bezig houden onder het verlof. Dan trok hij ermeê naar Brugge naar zijn ouderlijke huis. De Gezelle's waren een vredig stil gezin van hoveniers en boomkweekers, en de inval van Guido met zijn roerende bende kweekelingen bracht aldaar eene heele stoornis. Het duurde niet lang, zoo vertelde mij vader Romaan, of ze hadden heel 't huis overeind gezet. Een van die snaken had het middel gevonden om over handen en voeten tot op de veurst van 't dak te klauteren en wij kregen er hem bijna niet meer af. Een ander, terwijl mijn vader Romaan, Guido's broer, stond netten te breien, vond er zijn beschot in om met een wisje gedurig op diens vingers te slaan. Romaan die heet gebakerd was gaf den jongen plaagsteert eene klinkende oorveeg, en alzoo ontstond er veete en twist tusschen de twee broeders. Het huis was weer stil als een graf als ze afgetrokken waren, en Guido met zijn rumoerige kudde | |
[pagina 230]
| |
weer naar Rousselaere was verhuisd. Deze leefde aldus in betrekking met de meeste districten van Engeland met Londen, Manchester, Liverpool, met Ierland en Schotland en leerde het Engelsch met die volmaaktheid die op zijn laatste levensdagen door iemand deed zeggen dat hij speelde met de moeilijkste engelsche uitdrukkingen. Eens vernemen we eenen van zijne beschermelingen die hem liefdadig wijst op eene feil in het rechtschrijven: ‘gij maaktet in uw laatsten brief ééne fout, in plaats van think schreeft ge thinck.’ 't Was ook door zijne engelsche leerlingen en hunne familie dat Guido in betrekking gerocht met hoogstaande Engelsche mannen zooals den bouwmeester Pugin die in 1856 tot ridder van de orde van Sylvester bevorderd wordt door den Paus bij bemiddeling van Cardinaal Wiseman. Reeds in 1857 waren er moeilijkheden op 't seminarie voor den armen Guido, want een van zijne Engelschmannetjes spreekt van suspicious words of the Bishop. Deze moeilijkheden zullen gaan al verzwarend, tot wanneer de leeraar gedwongen wordt het seminarie te verlaten en naar Brugge te gaan rector worden van het Engelsch College. Hij was nochtans streng in zijne klas. Een zekere John schrijft over eenen van zijne maten: dat hij verlangt om in V.D.M. 's klas te zijn want in uwe klas, voegt hij erbij, moet hij gerust en stil zitten. Dat bewijst dat de leeraar orde had en gezag, maar in de bewaking ging het slechter. Zijne engelsche schavuiten speelden hem den baas, ontvloden zijne bewaking en haalden allerlei fratsen uit. Geen wonder maakten ze misbruik van zijne goedheid, geen wonder waren er afgunstigen en verklikkers. Die jongens zaten dikwijls op zijne kamer, hij bewaakte ze op de slaapzaal, hij schreef hun brieven en zij schreven terug; dit alles paste slecht in het tuchtraam van een college waar alles gesteund gaat op strenge gelijkheid voor iedereen. Dat hij hun brieven schreef, blijkt uit de cor- | |
[pagina 231]
| |
respondentie van meer dan een die hem bedankt over last night's beautiful of delightful letter. Hij maakte met zijne Engelschmans eene soort staat binnen den staat, een clan waarin zij zich onderling broeder noemen, en als zij van eenen van de broeders spreken, noemen zij hem One of Yours. Dat kon natuurlijk niet blijven duren. Guido was onvoorzienig, zooniet onvoorzichtig en de jaloerschen waakten, ze zouden hem ten onder brengen en ze brachten hem ten onder. Hij liet den sleutel op de deur van zijne kamer zitten om zijne knapen vrijen toegang te laten, en zulks kan niet lang duren of daar moesten misbruiken uit volgen. Zij volgden, en Gezelle was 't schaap. ('t Vervolgt). Caesar Gezelle. |
|