Om te weten wat Vlaamsch is.
't Gebeurt dat gij eens een woord hoort uit den mond van eenvoudige menschen; en dat woord schijnt u ongewoon en ge vraagt; ‘hoe zeg'-je dat daar’? De antwoorde is altijd dezelfde: ‘ho! wij zeggen dat zoo... maar dat 'n zal zeker geen vlaamsch zijn; “in de boeken” “ze” zeggen dat anders’! - ‘In de boeken’ dat beteekent de leerwereld, en ‘ze’ dat zijn allerhande zoogezeide ‘geletterden’. - Zoodat alzoo ons volk heeft leeren beschaamd zijn over eigen spraakveerdigheid en voorvaderlijk eigenen taalschat; zoo ook dat het heeft leeren duchten voor de stoutheid van enkele vreemdsprakige waanwijzen! ‘Waanwijzen’ mogen we zeggen, want om heeledagen al ‘hun’ gekraam als echt nederlandsch op te leggen, daartoe en hebben ze-zij tegenover het volk noch recht, noch bekwaamheid, noch kunde, noch geest... en - 't schoonste van al - bewijst gij hun eens dat ze dolen, ze steken 't op de leeraars van vroeger... ze zeggen: wij zijn uit den tijd dat men 't vlaamsch niet goed leerde... en spreken daarna niettemin hunne godspraken voort! Neen, zooniet te handelen. Waar het geldt van een levende tale, die taal is het volk, en buiten dat volk kan die tale niet leven.