ter; het peerdeke sprong rond van vreugde in zijn stal, en at lijk een uitgehongerde; en de jonkvrouw vaagde hare tranen af en begon geestig te lachen.
De koning vloog op en liep buiten om te zien wie daar aankwam. Hij herkende zijnen zoon, viel hem aan zijn hals en doog hem op zijn herte over van blijdschap.
Daarop begon de zoon hem al zijne gevaarnissen te vertellen, hoe hij zoo dikwijls door zijne schuld de dood in den bek had geloopen, en hoe dat ten slotte die wonderbare vos hem altijd gered hadde.
Als de koning nu alles te wete was, heeft hij de twee valschaards geroepen en op staanden voet gegeven wat ze verdienden.
- Gij wierdt van de galge verlost door mijnen zoon, sprak hij vol toorn, maar door uw verraad, zult gij er toch weer op geraken.
Dat zij weenden of smeekten, 't was al boter aan die galge, en zij wierden alletwee dan schandelijk opgehangen.
De vos is toen wederom bij 's konings zoon gegaan, en heeft zoolange gevraagd en gesmeekt om den kop afgeslegen te zijn, dat de jongen met de tranen in zijn oogen eindelijk toestemde. Maar, wat wonder, nauwelijks is de vos zijnen kop kwijtgerocht of hij veranderde in menschelijke gedaante, en stond daar nevens zijnen redder die hem af en toe bekeek, stom en schier buiten zijn zelven. Hij was nog veel meer verwonderd, en zijn vader met hem, wanneer zij die verloste koningsdochter over van vreugde hem zagen kussen en hem haren broeder noemen.
En gij kunt raden dan wat er daar gebeurde. De koningszoon trouwde met de dochter van het Blauwe Land, en haar broeder met de dochter van den koning. En daar wierd gefooid en gevierd, en zij dansten op eenen glazenen trog en 'n zijn ze niet dood ze dansen er nog.
J. Leroy.