Mengelmaren
Onder gevrienden
DE Boekenschouw der AnEm., 1926, is even uitgekomen. Zeer aangenaam.
Die Bksch. is begonnen 't jaar 1905, met het doel de, liefhebbers wetenschappelijk in te lichten eerst en vooral over den inhoud en de verdiensten, en verder dan... desnoods, zoover als noodig dus... over de ergerlijkste gebreken der verschillende uitgekomene werken. Zóó zal het doel geweest zijn, ongetwijfeld, want zoo wordt de boekbeschouwing opgevat in de wetenschap. Dat is ten anderen hoogstnuttig, aanmoedigend en leerzaam. 't Zou minder nuttig zijn, 't zou zelfs kunnen schadelijk worden, alleszins ontmoedigend en ontstichtend, als nu in zulke Bksch. iemand verzuimde te wijzen (wat nochtans de ware kunst en de groote moeilijkheid is) op den wezenlijken inhoud en den verdienstelijken kant van de werken, en als hij meer deed om te steunen (trouwens wat gemakkelijker is en dus blijkbaar aanlokkelijk) op de gebreken alleen van die werken. Bovendien welke glibberige baan om begaan! Hoe gauw kon die eenzijdigheid immers niet aanzetten om de gewenschte bedilling te bouwen op een grond van wanredeningen, als begripverwisseling, of zin verrekking, of beginselverlokking, of andere nog. Destemeer zou dat-lichtwel aantrekkelijk worden wanneer deze die 't vangt niet altijd op alles òf kan òf mag antwoorden.
Mogen we vragen, onder gevrienden, aan deze onzer makkers welke de Bksch. der AnEm. opstellen daar meer dan ooit op te letten, omdat er lijk-een-beetje gevaar komt dat er sommige brave menschen beginnen te vreezen door hen - mogelijks - alzoo niet-heel-wetenschappelijk behandeld te worden? 't Ware jammer voor hun eigen gezag, en voor de weerde hunner schoone onderneming.
'n Vriend.