Ten zevenen aan den avond, zet de Duitsche schietmacht een heftigen aanval in naar Wytschaete-Kemmelwaard. 'n Verwòed-dingen is 't, alzoo een stonde lang. En... spijtig nog, ze hebben onze engelsche stukken getroffen, en vier ervan te zwijgen geleid. Met den donkeravond is alles weer stil.
Sedertdat Yper verlaten is, komen nogal menschen van Yper-Kruisstrate naar hier naar-de-kerk. Ik ben hun dichtste priester-nu.
14n, Vrijdag. Vannacht, tegen den eenen, weerom gewekt van de bommen, een halvenstond lang: vijf komen er, al Heer Nollet's leerhuis, een heel nieuwen kant totheden gespaard gebleven. Van schâ: de putten zijn groot; geen ongelukken echter, al keerden even toen onze grachtmakers-burgerlui aldaarvoorbij naar huis.
Met mijn eerw. en wakkeren vriend den Herder van de Clytte ga ik naar den Scherpenberg wandelen. 't Weder zit helder. Ongestoord geraken we boven, en zien ver-en-breed alover de slagreke. Een overheid, daar ookal ten naargange, steekt ons zijn verrekijker tegen. We zien heel duidelijk Zonnebeek-toren maar met de naalde af, ook Dadizeele-of-Meenen, Komen-belgsch, Komen-fransch. We zien ook bommen-en-gesmijt ontploffen boven Yper. We hooren dat Zondag laatst, de Duitschen zijn gekomen totaan Kruiskalsijde, 't spoorhof van Zillebeke; dat er voort is gevochten geworden, totdat ze weer totaan 't Hooge verdreven zijn. Heerlijk. Voldoende. 't Deed deugd. Alevenwel toen we daalden weerom, en dat ik thuis was gerocht, tegen den achten alverre, daar vond ik weere wat-anders. Ten zessen-'n-half of entwat, waren zeven schrootbommen komen aanbrokken-vliegen boven het dorp, alomendom mijn eigene doeninge. Heel mijn boven door, en buiten op den dam, heb ik meer dan vijftig kogels kunnen oprapen. Evenzooveel gaten in mijn dak. Te Brigou's een ijzeren smijtklomp, aldoor het dak, dweersdoor alles in huis. Een legergast gekwetst, erg. Nog drie jonge