Taalvonken
(Vgl. Biek. 1926-1927, XXXIII, 372).
Fiktrine-Pee Bakker's was 'n keer overgesteken naar stad, een bezoek komen doen naar Ida heur zuster die diende. En Ida zei: ‘Gauw, zei ze, Fiktrine 't is avond, we gaan de winkels eens 'zien, en hoe schoone da' ze dat kunnen verlichten’. Fiktrine trok op, mee, een straat of twee verre; en ze zag, en ze gaapte derbij, dat 't inderdaad van 't schoonste was dat ze ooit had gezien.
- Maar, zei ze, die menschen steken daar geld in zou 'k denken? Ze verliezen daaraan?
- Ja ze! Jamaar 'k en zegge niet... maar da's voor den uitklink, zei Ida, ze winnen dat weer al een ander kant.
Uitklink?... ‘Reklame’ zeggen de andere Vlamingen.
L.D.W.