Biekorf. Jaargang 34
(1928)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAtlantis't IS heel dikwijls de moeite weerd de oeroude overleveringen aan de huidige wetenschappelijke gegevens te toetsen: dan komen we telkenmale tot het besluit dat iedere algemeen verspreide overlevering op een feit berust en dat het een grove fout is haar zoo maar dadelijk naar het land van de verdichtsels te verzenden. 'k Hebbe 'n voorbeeld bij der hand: 't geheimzinnig Atlantis waarover de oude Middellandsche volkeren vertelden dat het in de oertijden een groot eiland was liggende ten westen van de Zuilen van Herkules (straat van Gibraltar) en bewoond door een machtig en krijgshaftig volk: de Atlanten die op een nacht tijdens een schrikkelijke aardbeving met have en erve in zee verzwolgen werden. Wanneer we de beschrijvingen van 't verzonken Atlantis lezen bij de oude schrijvers (Theopompos, Plato) dan komen wij onwillekeurig onder den indruk | |
[pagina 9]
| |
van de nauwgezetheid der gegevens en van het schrikwekkende der ramp, en onmiddellijk rijzen de vragen: steunen die verhalen op een geschiedkundig feit? Heeft Atlantis ooit bestaan en waar lag het? In den loop der tijden hebben weinig geleerden ontkennend daarop geantwoord. Steeds heeft men algemeen 't geschiedkundig feit aangenomen, maar toen het er op aan kwam Atlantis zijn plaats op den aardbol te wijzen heeft men veelal aan de verbeelding vrijen teugel gelaten bij gebrek aan vasten wetenschappelijken ondergrond. Zoo de groote Vlaming Abraham OrteliusGa naar voetnoot(1) aanzag 't verhaal over Atlantis als een zinspeling op Amerika! Zoo ook de geleerde leeraar aan de hoogeschool te Upsala: Olaf Rudbeck die in 1675 een boek uitgaf: ‘Atlantica’ waarin hij ten overvloede meende te bewijzen dat Atlantis het Skandinavische schiereiland geweest was! Maar we moesten wachten tot op onzen tijd dat de reusachtige vooruitgang van de wetenschappen als aard- zee- en sterrekunde de oplossing van zulk een moeilijk vraagstuk hebbe mogelijk gemaakt. Vóór eenige jaren heeft men de zaak ernstig aangevat; en uitermate belangwekkend is 't hoe men stillekes aan 't geheim van 't verzwolgen Atlantis aan 't ontsluieren is, uitgaande van het standpunt dat de overleveringGa naar voetnoot(2) te duidelijk spreekt om elders te gaan zoeken als ten Westen van Spanje en Marokko in den Atlantischen Oceaan. 'k Ligge hier met 'n dieptekaart van dezen oceaan voor mij: 't is opvallend dat zijn bekken over heel de lengte uit twee reusachtige valleien bestaat die -vormig de richting van de vastelanden volgen, en door een hoogen middenkam van elkaar gescheiden zijn. De nauwere maar scherper afgebakende oostvallei | |
[pagina 10]
| |
is over heel haar lengte een vulkanische lijn, evenals de beruchte vuurgordel in den Stillen Oceaan. Dat bewijzen de talrijke onderzeesche uitbarstingen door de zeelieden waargenomen en de talrijke vuurbergen op de eilanden van af Jan-Mayenland en IJsland in 't Noorden tot Tristaô d'Acunha, Diego Alvarez en Goughland in 't Zuiden. Laat ik nu een tweede belangwekkend feit vaststellen op de wereldkaart. Nagenoeg evenwijdig met den Evenaar ligt er rond den aardbol een diepe inzakking volgens een lijn die loopt door Midden Amerika, door de Middellandsche zee, Klein Azië, de Perzische golf, de groote diepten (9000 m.) boven Australië en door het middengebied van den Stillen Oceaan. Dat is de groote Middellandsche dieptegordel waarvan het ontstaan ter oorzake van de aswenteling der aarde tot in de oudste tijden van de geschiedenis der aardkorst moet teruggevoerd worden. Om nu op 't onderwerp terug te komen, is 't niet treffend dat we volgens de overlevering Atlantis moeten gaan zoeken juist op de plaats waar de Atlantische vuurlijn en de Middellandsche dieptegordel mekaar snijden: plaats die daardoor een van de meest onvaste gebieden van de aardkorst is: plaats waar, uit de groote diepte, als scherpe spitsen, Madeira, de Azoren, de Kanarie en Groene Kaapeilanden omhoogrijzen alsof ze de laatste getuigen van een groot verzwolgen land waren. En wonder: door de grondige studie van de aardlagen op die eilanden en op de huidige kust van Marokko zijn de aardkundigen tot het besluit gekomen dat er werkelijk in dat gebied groote grondverzakkingen hebben plaats gegrepen waarschijnlijk heel in 't begin van 't vierde en jongste tijdvak uit de geschiedenis van de aardkorst. Ook de steenkundigen (Termier) en de dierkundigen (Louis Germain in 1911) houden staande dat er maar éen veronderstelling mogelijk is: deze over een verzwolgen land. | |
[pagina 11]
| |
Zoo is men er stilaan toe gekomen met groote waarschijnlijkheid de aardkundige geschiedenis van die onvaste streek op te stellen: In 't midden van het derde tijdvak waren deze vier eilandgroepen tot éen groot land vereenigd dat ten Noorden met het Iberische Schiereiland en ten Zuiden met de huidige Noord-Afrikaansche Westkust verbonden was en westwaarts reikte tot aan de Bermuden en de Antillen. Maar op het einde van het derde tijdvak begon de verbrokkeling: door het ontstaan van de groote scheuringen en inzakkingen die de twee Atlantische bekkens hebben gevormd werd dit land van de vastelanden losgemaakt en wat ervan overschoot, grooter dan West Europa, was waarschijnlijk het Altantis der oude volkeren. Is de mensch getuige geweest van de schrikwekkende ramp die toen dit land geteisterd heeft? Thans kan de wetenschap enkel antwoorden dat het mogelijk isGa naar voetnoot(1). Maar 'k meene dat het bestaan van de overlevering zelf een duidelijk jawoord geeft. Hoe lang reeds behoort die ramp tot het verleden? Plato schreef in zijn tijd: 9000 jaar. Maar dat is meer dan onvoldoende: meer 'n kunnen we nog niet zeggen. Doch 't is te hopen dat eens de wetenschap hand in hand met de volkerenkunde de geheimen zal ontsluieren die nog samen met de wijde wateren der zee Atlantis bedekken: 't verzonken Atlantis dat ons voor oogen stelt de schrikkelijke lessen die af en toe aan 't menschdom gespeld worden. Jozef De Langhe. |
|